|
1. |
agger zn. 'kortstondige rijzing van zeewater tijdens eb' categorie: etymologie onduidelijk, waarschijnlijk substraatwoord Onl. en mnl. mogelijk in plaatsnamen: Aggara 'plaats in Zeeland, huidige lokatie onbekend' [1187; Künzel 58], Groote en Kleine Agger [1312; MNW]; nnl. agger [1856; WNT]. De herkomst van het woord is onbekend. Mogelijk bestaat er verband met on. Ægir 'god van de zee'. Dan zou men moeten uitgaan van pgm. *ēgwia-. Een andere verklaring denkt aan de oorzaak van het verschijnsel, namelijk wervelstromen. Dan zou men kunnen denken aan verwantschap met oe. ēa-gār, letterlijk 'water-speer, waterboor'. Het woord is een van de Engels-Kustnederlandse parallellen. Ook Fries agger; misschien ook Oudengels ēagor-, ēgor-strēam 'waterstroom'. Literatuur: A. Weijnen (1975) 'Oude Engels-Nederlandse parallellen' in: Weijnen 1975, 173-187 Fries: agger
|
naar boven
|