1.   laar zn. 'open plaats in een bos'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Onl. lār in de plaatsnamen Brocenlar '(onbekende plaats in Noord-Holland)' [802-817, kopie 1150-58; Künzel], Roslar 'Roeselare' (West-Vlaanderen) [821, kopie ca. 1300; Gysseling 1960], Hlara 'Laarseberg bij Rhenen (Utrecht)' [855, kopie ca. 900; Künzel], Hlarashem 'Leersum (Utrecht)' [11e eeuw; Künzel]; mnl. laer in ane den wech te lare 'aan de weg in Laar (Brabant BE)' [1294; CG I]; vnnl. laer 'veld, open veld, onbebouwd land' [1599; Kil.].
Herkomst onzeker. Het woord komt alleen voor in het Nederlands, het Nederduits en sporadisch in het Hoogduits, en wordt wel beschouwd als de zelfstandige vorm van een algemener West-Germaans bn. met de betekenis 'leeg', zie onder. Dit is echter niet wrsch., omdat de Oudnederlandse attestaties met hlar- wijzen op een oorspr. Germaanse beginklank *hl-. Ook in het Duits komt hlar- voor in plaatsnamen: Hlarfliata 'Larrelt (Aurich, Nedersaksen)' [10e eeuw; Gysseling 1960, 596].
Os. en ohd. lār en hlār (in plaatsnamen, zie boven). Als de oorsprong van laar pgm. *hlēra- is, is de verdere etymologie geheel onbekend; misschien < pie. *kleh1-ro- en dan verwant met Latijn clarus 'helder, lichtend' < pie. *klh1-ro-.
Het genoemde bn. met de betekenis 'leeg': os. lāri; ohd. l(e)āre (nhd. leer); oe. gelǣr; < pgm. *lēzia- 'leeg' (alleen West-Germaans); de verdere herkomst van dit bn. is onduidelijk, maar wrsch. is het afgeleid van de stam van het sterke werkwoord lezen < pgm. *lesan- in de oude betekenis 'verzamelen': op de gemaaide, lege akker mocht men aren lezen.
In het Oudnederlands en het Oudhoogduits komt het woord alleen voor in plaatsnamen. De betekenis valt dan ook niet met zekerheid te reconstrueren. Volgens Gysseling (1960) betekent hlār 'bosachtig, moerassig terrein'; volgens Künzel betekent het 'intensief benut bos', een betekenis die beter valt te koppelen met het latere 'open plaats in het bos'.
Fries: -


  naar boven