1.   zijde zn. 'textielsoort'
Mnl. side [1240; Bern.].
Vroege ontlening aan middeleeuws Latijn sida 'zijde' (FEW 11, 51), westelijk Romaanse nevenvorm van seta 'id.', dat teruggaat op klassiek Latijn saeta 'borstelige haar', wrsch. door verkorting van *saeta sērica 'zijden draad', letterlijk 'Serische haar', waarin het bn. Sēricus is afgeleid van de naam Sēres voor een volk in Oost-Azië dat in de oudheid bekend was door het vervaardigen van zijde, zie serge.
Eveneens aan het middeleeuws Latijn ontleend zijn: ohd. sīda 'zijde' (nhd. Seide); nfri. side; oe. sīde. In het ofri. alleen als bn. siden 'zijden'. Oudfrans sie, saie, soie (Nieuwfrans soie), Spaans seda, Italiaans seta enz. zijn ontwikkeld uit het Latijn.
Latijn saeta is wrsch. ontwikkeld uit pie. *séh2i-to- of sh2éi-to- 'koord' en is afgeleid van de wortel *sh2ei- '(vast)binden' (LIV 544), zie snoer.
Door wegval van de intervocalische -d- ontstond in het Nederlands uit het zn. zijde de nevenvorm zij. Bij het homoniem zij(de) gebeurde hetzelfde en werd zij, althans in samenstellingen, de gewone vorm. Als gevolg van homonymievrees is de vorm zij als textielnaam in de schrijftaal niet meer in gebruik.
Fries: side


  naar boven