1.   aller- voorv. ter benadrukking van superlatieven.
categorie:
geleed woord
Mnl. alre- in alremest 'allermeest' [1236; CG I, 20], aller- in allermeest 'van allen het meest' [1260-80; CG II, Rein.G], alder- in alderscerpst 'allerscherpst' [ca. 1450; MNHWS].
Dit voorvoegsel is een partitieve genitief meervoud van al met de betekenis 'van alle(n)', zoals onl. allero endo 'van alle einden' [10e eeuw; W.Ps.]. In het Middelnederlands en het Vroegnieuwnederlands (en nog in hedendaagse dialecten) komt ook de vorm alder- voor, met epenthetische -d- zoals in kelder. Dat alleen aller- tot de huidige standaardtaal is doorgedrongen komt wrsch. door invloed van het Hoogduits, dat ook al vanaf de oudste overlevering aller- als superlativerend voorvoegsel kent.
Fries: aller, alder


  naar boven