1.   morganatisch bn. 'met iemand van lagere stand (in een huwelijk)'
categorie:
leenwoord
Nnl. morganatisch 'met ongelijke huwelijksrechten' in morganatisch huwelijk [1824; Weiland].
Ontleend, al dan niet via Frans morganatique '(huwelijk) tussen een vorst en een vrouw van veel lagere stand' [1609; TLF], aan Neolatijn morganaticus 'betreffende de morgen', ontstaan in de middeleeuws-Latijnse verbinding matrimonium ad morganaticam 'morganatisch huwelijk', letterlijk 'huwelijk van de morgengave', waarin morganatica(m) mogelijk is ontstaan door verandering van een woord uit een der Germaanse talen, wrsch. het Langobardisch; dat woord luidt in het Middelnederlands morghinegave 'morgengave' [1220; Slicher van Bath], Oudhoogduits morganegiba, Oudengels morgengifu, en het is gevormd uit morgen 1 en een afleiding van het ww. geven, zie ook gave. De verandering bestond eruit dat het tweede element werd vervangen door het Latijnse achtervoegsel -aticum, zie -age.
De morgengave was een gift van de man aan de vrouw op de morgen na de bruidsnacht. Als een man huwde met een vrouw van veel lagere stand, was dit vaak het enige aandeel in zijn adellijke rechten en bezittingen waar zij en haar kinderen recht op hadden; zo'n huwelijk was dus een 'morgengave-huwelijk'.
Fries: morganatysk


  naar boven