1.   meerschuim zn. 'mineraal (sepioliet)'
categorie:
leenvertaling
Nnl. meerschuim 'sepioliet' [1821; WNT].
Leenvertaling van Duits Meerschaum 'sepioliet' [1734; Kluge21], uit Meer 'zee' en Schaum 'schuim', zie meer 1 en schuim. Dit mineraal ziet eruit alsof het verdroogd en verhard zeeschuim zou zijn. Het werd ten behoeve van de pijpenkoppenindustrie sinds de 18e eeuw uit Eskişehir (in het huidige Turkije) en De Krim ingevoerd.
Het woord kwam al eerder in het Nederlands voor in als mnl. meerschuym 'vlezige koraalsoort die in de Nederlandse kustwateren voorkomt (wrsch. de Alconium digitatum of Dodemansduim)' [1477; Teuth.], als leenvertaling van Grieks halosákhnē en Laatlatijn spūma maris 'id.', die beide eveneens letterlijk 'schuim van de zee' betekenen; ook Chomel (18e eeuw) noemt in zijn encyclopedieën meerschuim alleen in deze betekenis.
Fries: mearskom


  naar boven