1.   brandweer zn. 'blusdienst'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Nnl. brandweer 'blusdienst' [1828; WNT].
Leenvertaling van Duits Feuerwehr, letterlijk 'vuurweer' [19e eeuw], met brand en weer 3, weren.
Het huidige woord heeft dus geen rechtstreekse voorloper in mnl. brantwere en brantweringe 'het stuiten van brand' [1401; MNHWS]. Vóór de opkomst van brandweer werd meestal de vorm brandwacht gebruikt, die tegenwoordig dan weer (in een enigszins andere betekenis) als parapluterm voorkomt voor 'brandweerman, -vrouw', een "sekseneutrale (beroeps)benaming (die) spontaan ingang gevonden" heeft in de Nederlandse taal (Cohen).
Literatuur: H. Cohen (1997) 'Ministerin, première, bodin... Vrouwelijke beroepsnamen: Zuid versus Noord?', in: OT 66, 10-12
Fries: brânwar [1951].


  naar boven