Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "leenvertaling"

151 tot 160 van 196

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



kruim
kruimel
kruin
kruipen
kruis
kruisen
kruiser
kruisigen
kruiswoordraadsel
kruit

kruizemunt

kruk
krukas
krul
krullen
krypton
kubiek
kubisme
kubus
kuchen
kudde


151.   kruizemunt zn. 'plantensoort (Mentha spicata)'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Vnnl. cruysemunte 'zekere plant' [1551; MNW]; nnl. kruizemunt 'plant' in kruize-, dat is kroeze munt, dus genaamd wegens de gekruldheid der bladen 'kruizemunt, dat wil zeggen kroezemunt, zo genoemd vanwege de gekrulde bladeren' [1778; WNT].
Gevormd uit kruis, kruize-, een nevenvorm van kroes 'krullend iets', zie kroezen, kroos en krul; en munt 2. De samenstelling is een leenvertaling van Latijn mentha crispa 'gekrulde munt'.
Mhd. crūsminze (nhd. Krauseminze).
Fries: kruzemint
152.   kwik 1 zn. 'scheikundig element (Hg), metaal'
categorie:
verkorting, geleed woord, leenvertaling
Mnl. eerst de samenstelling quicksilver, quickselver in met quiczeluer minghen 'met kwikzilver mengen' [1287; VMNW], quicksilver [1477; Teuth.]; vnnl. quicksilver [1599; Kil.], dan ook de verkorting quik in freetende quik "mercurius corrosivus" (corrosief kwikzilver) [1692; WNT vreten I]; nnl. kwik 'kwikzilver' [1717; Marin NF], thermometers te vullen met quik [1736; WNT thermometer], ook in uitdrukkingen als dat de kwik ... gedaald is 'dat het kouder is geworden' [1722; WNT Aanv. spelen].
Verkorting van kwikzilver, mnl. quicksilver, dat is gevormd uit quick 'levend', zie kwiek, en silver 'metaal', zie zilver. Het woord is een leenvertaling van Latijn argentum vīvum 'levend zilver', een term die de beweeglijkheid van het vloeibare, zilverkleurige metaal beschrijft.
Mnd. quiksulver, queksulver; ohd. quēcsilabar (mhd. quecsilber, kecsilber, nhd. Quecksilber); oe. cwicseolfor (me. quyk silver; ne. quicksilver 'kwikzilver'); nzw. kvicksilver.
Fries: kwik(sulver)
153.   lankmoedig bn. 'geduldig, volhardend'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Mnl. eerst in de afleiding lancmoedicheit 'volharding' [1340-60; MNW-P], dan die minne is ... lancmoedich 'de liefde is volhardend' [1430-50; MNW-P], dat lancmoedighe verbeiden 'het geduldige wachten' [ca. 1450; MNW].
Gevormd met het achtervoegsel -ig uit mnl. lanc 'lang' (zie lang) en moed, als leenvertaling van christelijk Latijn longanimus 'geduldig, volhardend', gevormd uit longus 'lang' en animus 'geest, gemoed', en zelf weer een leenvertaling van Grieks makróthūmos 'lankmoedig', gevormd uit makrós 'lang, groot', zie macro-, en thūmós 'geest, gemoed', zie ook dons.
Mnd. lankmodich; ohd. lancmuotig (nhd. langmütig); got. laggamodei 'lankmoedigheid'.
Fries: langmoedich
154.   letteren zn. mv. 'de letterkunde'
categorie:
leenvertaling
Mnl. letteren 'geschriften' in: liede ... die die letteren heten Braghmanne 'mensen die in de boeken Brahmanen genoemd worden' [1285; CG II]; vnnl. letteren 'teksten, geschriften, literatuur' in dat ten dien tyden de letteren schaers kundtbaer waren 'dat de geschreven literatuur toen weinig bekend was' [1619; WNT], groote mannen in de letteren 'belangrijke literatuurschrijvers' [1658; WNT]; nnl. het vak der letteren 'de letterkunde, de literatuurwetenschap' [1815; WNT].
Oude meervoudsvorm van letter, dat in de huidige betekenis 'letterteken' nu uitsluitend het meervoud letters heeft. Gevormd als leenvertaling van Frans lettres 'literatuur, literatuurwetenschap' [16e-17e eeuw; Rey].
Fries: -
155.   lichtmis zn. 'losbol'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Mnl. lichtmesse '(Maria-)lichtmis' in: te sente marien licht messe [1236; CG I]; vnnl. vervoert van eenige lichtmis 'verleid door een of andere losbol' [1617; WNT lichtmis II].
Samenstelling van het zn. licht 1 en mis 1. Lichtmis of Maria-Lichtmis is de naam van het feest van de zuivering van Maria en de presentatie van het kindje Jezus in de tempel op 2 februari, 40 dagen na de geboorte (Leviticus 12 en Lucas 2:22-38). Het feest is zo genoemd naar het gebruik om bij deze gelegenheid de kaarsen die voor het gehele jaar nodig zijn te wijden en het altaar van Maria met vele kaarsen te verlichten, een gewoonte die wellicht teruggaat op een oorspronkelijk heidens gebruik. In het christelijk Latijn heette het feest festum luminum 'feest der lichten' of festum candelarum 'feest der kaarsen' > Frans chandeleur.
Os. liohtmessa; mhd. liechtmesse, -misse; ofri. liachtmisse (nfri. ljochtmis), alle '(Maria-)lichtmis'.
De betekenis 'losbol' duikt pas in 1617 onverwacht op. Kruyskamp denkt dat het een woordspeling is met het bn. licht in de betekenissen 'licht, helder' en 'niet zwaar'. Een rol daarbij speelde volgens hem het satirische gedicht 'De Feeste van de Lichtmissen' uit 1615; de Lichtmis is gepersonifieerd als een beschermheilige van allen aan wie iets "lichts" is, waarbij -mis gevoeld is als een soort achtervoegsel bij persoonsaanduidingen. De viering van de Maria-Lichtmis ging gepaard met drinkgelagen en uitspattingen, wat aanleiding gaf tot de vorming van het ww. lichtmissen 'lichtmis vieren, losbandig gedrag vertonen' en het zn. lichtmisserij 'losbandig gedrag, uitspattingen', zoals in lichtmisserij en grillery 'losbandig gedrag en beuzelarij' [1617; WNT lichtmis]. Bij lichtmisserij kan dan gemakkelijk lichtmis 'iemand die zich overgeeft aan lichtmisserij' ontstaan zijn.
Literatuur: C. Kruyskamp (1954), 'Lichtmis', in: TNTL 72, 117-123; H. Hogerheide (1984), 'Februari', in: Croonenberg, 17-19; M. Mathijsen (1984), 'Maria Lichtmis', in: Croonenberg, 20-21
Fries: ljochtmis
156.   likkepot zn. 'wijsvinger', (NN) 'soort paté'
categorie:
geleed woord, leenvertaling, betekenisverschil België/Nederland, volksetymologie
Vnnl. likpotje 'iets lekkers' [1642; WNT zalven]; nnl. al die likkepotjes 'al die (ordinaire) lekkernijtjes' [1782; WNT], likkepot "een pot, of potje, met conserf, dat opgeslikt, of opgelikt worden moet" [1810; Weiland slikpot], 'pot met een medicijn' in een likkepot en een pakje poeiers [1832; WNT], 'wijsvinger' [1893; WNT vinger], 'mooiprater, vleier' [1914; Van Dale], likkepot 'lekkerbek' [1932; Vaderland], likkepot 'levermousse' [1986; Soester Courant], Vlaamse likkepot 'soort paté' [1987; Soester Courant].
Gevorm uit het werkwoord likken 1 'met de tong over iets gaan' en pot 1 'vaatwerk', wrsch. als leenvertaling van Latijn electuarium 'medicijn dat in de mond smelt, dat opgelikt kan worden', dat teruggaat op Grieks ekleíkhein 'uitlikken', gevormd uit ex- 'uit', zie ex-, en leíkhein, zie likken 1. Ter verklaring van het woorddeel pot voert Heimans (1904) aan dat tot de 20e eeuw veel medicijnen de sporen van de wolfsklauw bevatten; likkepot zou dan een volksetymologische vervorming zijn van Lycopodium, de wetenschappelijke naam van die plant, die gevormd is op basis van Grieks lúkos 'wolf' (zie wolf) en poús (genitief podós) 'poot, voet' (zie voet).
Likkepot was een geneesmiddel dat bestond uit een mengsel van honing of verdikte suiker en andere stoffen, die men als het ware likkend kon innemen, deze betekenis bestaat nog in de 20e eeuw. Het woord wordt bij overdracht ook gebruikt voor andere zaken waarvan men kan smikkelen en voor degene die dat lekkers tot zich neemt. De betekenis 'wijsvinger' (die men in het potje kan steken om hem daarna af te likken) komt ook voor in het kinderrijmpje Naar bed, naar bed, zei Duimelot (Van Vloten).
Literatuur: J. van Vloten (1894), Nederlandsche Baker- en Kinderrijmen, Leiden, 4e editie; E. Heimans (1904), 'Uit de Natuur: Heksenplanten', in: De Groene Amsterdammer, 1 mei 1904
Fries: -
157.   lonen
categorie:
leenvertaling
Zie: loon
158.   maandag zn. 'tweede dag van de week'
categorie:
leenvertaling
Mnl. manendach, maendach 'maandag' in smanendachs 'op de maandag' [1253; VMNW], maendaghes ''s maandags' [1277; VMNW].
Samenstelling van maan en dag, als leenvertaling van diēs Lūnae 'dag van Luna (de maan)', dat weer naar het voorbeeld van Grieks hēmérā selēnēs met dezelfde betekenis is gevormd. Het is een van de vertalingen van de Latijnse namen voor de dagen van de week die in de Romeinse tijd in het Germaans zijn ingevoerd, vernoemd naar de hemellichamen zon, maan en de vijf toen bekende planeten (in welk systeem later de dag des Heren en de sabbat een paar veranderingen hebben veroorzaakt).
Mhd. māntac (nhd. Montag); ofri. mōnandei (nfri. moandei, naast mendei uit het mnl.); oe. mōnandæg (ne. monday); on. mánadagr (nzw. måndag), alle 'maandag'.
Fries: moandei
159.   maatregel zn. 'beslissing waardoor men iets regelt'
categorie:
leenvertaling
Nnl. maatregelen 'handelingen waardoor men iets regelt' in andere maatregelen neemen [1708; Sewel NE].
Samenstelling van maat 1 en regel, als leenvertaling van Duits Maßregel 'richtlijn' [1755; Paul], eig. 'vaststelling van een bepaalde maat'. In het huidige Duits is dit woord grotendeels vervangen door Maßnahme 'maatregel' en komt het vooral nog voor in de afleiding maßregeln 'berispen, disciplinair straffen'.
Fries: maatregel
160.   mangelwortel zn. 'voederbiet (variëteit van de Beta vulgaris)'
categorie:
leenvertaling, volksetymologie
Nnl. den bouw van den mangelwortel 'het verbouwen van de voederbiet' [1800; WNT bouw I].
Gedeeltelijke leenvertaling van Duits Mangelwurzel 'id.' [1794; Grimm], samenstelling van Wurzel 'wortel' (zie wortel), naar de vorm van de knol, en een eerste lid Mangel 'biet', dat is ontwikkeld uit Middelhoogduits man(e)golt 'id.', waarvan de etymologie onduidelijk is. Deze ontwikkeling is wrsch. volksetymologisch beïnvloed door het oudere woord Mangelwurz 'soort zuring' [1561; Grimm], eerder Mengelwurtz 'id.' [1542; Fuchs, 461], ontstaan uit Menwelwurtz 'id.' [1539; Kurrelmeyer, 369], gevormd uit Wurz 'kruid, plant' en een eerste lid dat teruggaat op Oudhoogduits menwa, maniwa 'soort zuring; mierikswortel', eveneens van onbekende verdere herkomst. Deze tweede samenstelling is door ontlening ook in het Vroegnieuwnederlands gevonden in een geïsoleerde attestatie mangelwurtel 'soort zuring' [1573; Thes.].
Literatuur: L. Fuchs (1542), De historia stirpium commentarii insignes, Bazel; W. Kurrelmeyer (1945), 'German Lexicography X', in: Modern language notes 60, 364-373
Fries: mangelwoartel

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven