61.   geniet
categorie:
verkorting, alleen in België of Nederland
Zie: genieten
62.   geplogenheid zn. (BN) 'gewoonte, gebruik'
categorie:
geleed woord, alleen in België of Nederland
Nnl. geplogenheid 'gebruik, gewoonte, usance' in Vlaanderen, dat allengskes ... zyne oude gebruiken vermangelt tegen nieuwe en dikwyls averechtsche geplogentheden 'zijn oude gebruiken inruilt tegen ...' [1865; WNT vermangelen], het is de geplogenheid in eenige streken van te schominkelen voor iemand die ... 'het is de gewoonte ... om rumoer te maken ...' [1873; WNT plegen].
Afleiding met het achtervoegsel -heid van het verl.deelw. van het oorspronkelijke sterke werkwoord plegen in de betekenis 'gewoon zijn (te), regelmatig doen'. Misschien ontleend aan Duits Gepflogenheit 'gewoonte, gebruik' [19e eeuw; Pfeifer], dat op dezelfde wijze is gevormd.
63.   gerant zn. (BN) 'bedrijfsleider, filiaalhouder'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. gérant 'zaakleider, bedrijfsleider', in gérant 'zaakvoerder, zaakwaarnemer, vooral eerste redacteur of bestuurder der redactie van een tijdschrift' [1847; Kramers], bij den gérant van dit ... vennootschap [1854; WNT zielverkooper], en vooral 'bedrijfsleider in hotel of restaurant', in gérants ... met hun staf van chefs en oberkellners en kellners [1879; WNT kellner], had de beide hotels ... aan ervaren gérants overgelaten [1913; WNT Aanv.], de gérant bracht hen naar een tafel die versierd was met rozen [1957; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans gérant 'bedrijfsleider' [1787; Rey], afleiding van gérer 'uitvoeren, bestieren' [ca. 1558; Rey], ontleend aan Latijn gerere 'dragen, bij zich hebben, uitvoeren, bestieren', van onbekende herkomst.
Misschien is gerere (verl.deelw. gestum, stam ges-) terug te voeren op een uitbreiding pie. *h2ǵ-es- van de nultrap van *h2eǵ- zoals in Latijn agere 'leiden, voeren' (zie ook ageren).
In de algemene betekenis verouderd; in de betekenis 'bedrijfsleider in hotel of restaurant' in het NN verouderend.
64.   gesjochten bn. (NN) 'arm, er slecht aan toe'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. gesjochten 'geen geld' [ca. 1860; Moormann], en dan ben jij gesjochte 'dan word jij gesnapt' [1881; WNT Aanv.] met zijn dominespel zou het gesjochte wezen 'met zijn dominospel zou het heel slecht gaan, zou hij verliezen' [1882; Groene Amsterdammer], dat je gesjochten bent als een paar schurken ... je boel weg halen [1897; Groene Amsterdammer].
Ontleend aan Jiddisch gesjochten, verl.deelw. van sjechten 'ritueel slachten', een uitzonderlijke vorm met umlaut bij Hebreeuws Å¡Äḥaá¹­ 'id.', waaruit men regelmatig *sjachten zou verwachten. Ook Duits schächten.
Fries: gesjochten, gesjocht
65.   gevang zn. 'strafinrichting, cachot'
categorie:
geleed woord, alleen in België of Nederland
Mnl. g(h)evanc, g(h)evange 'vangst, buit' in vanden ghevanghe siins gheiages 'van de vangst van zijn jacht' [1348; MNW], doet besien uwe gevanc 'laat uw vangst (of gevangenen) zien' [14e eeuw; MNW wissel], 'plaats waar iemand wordt vastgehouden' in wat brinct u in dit ghevanghen 'wat brengt u in deze gevangenis?' [ca. 1400; MNW]; nnl. gevang 'cachot; hechtenis', in 10 fr. boet of 7 dagen gevang [1860; WNT waarschuwing], tussen die vier muren in dit gevang [1879; WNT verdrieten].
Afleiding met het voorvoegsel ge- (sub b en/of d) van het werkwoord vangen 'bemachtigen, te pakken krijgen, vasthouden'; het gevang is 'dat waarmee men vangt en vasthoudt' en eerder ook 'het resultaat van het vangen, de vangst'.
Ohd. gifanc, gifang 'kleding, kleed'.
â—† gevangene zn. 'iemand die gevangen is'. Mnl. ontghinghe eenech gheuanghene 'mocht er een gevangene ontsnappen' [1276-1300; CG I, 19], ende daer toe die gheuanghene al 'en ook alle gevangenen' [1285; CG II, Rijmb.]. Zelfstandig gebruik van het verl.deelw. van vangen. â—† gevangenis zn. 'gevang'. Mnl. g(h)evangenesse, -nisse 'gevangenschap; gevang', in dat negheen vreemde coopman ne warde ghearresteerd ne ghedaen in ghevanghenessen 'dat geen vreemde koopman gearresteerd mag worden of gevangen gezet' [1281-82; CG I, 649], ic was gerakt in ene gevangenisse 'ik was in gevangenschap geraakt / in een gevangenis terechtgekomen' [1270-90; CG II, Moraalb.], ook 'het gevangene, buit' in brinc mi van dinen gevanghenesse diins gheiaechs 'breng me iets van je jachtbuit' [1348; MNW]. Afleiding met het voorvoegsel ge- (sub b) en het achtervoegsel -nis van vangen. Ook mhd. (ge)fancnisse, (ge)vencnisse; alleen zonder voorvoegsel mnd. vanknisse, venknisse; ofri. fangnese, fengnese (nfri. finzenis); alle in betekenissen als 'gevangenschap, buit, gevangenis'.
Fries: gefang â—† finzene â—† finzenis
66.   goesting zn. (BN) 'lust, zin, smaak'
categorie:
geleed woord, leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. goesting 'zin, lust', van oudsher alleen in Zuid-Nederlands taalgebruik: ieder zijne goesting 'ieder moet het zelf weten, ieder zijn meug' [1840; WNT]. Daarnaast gewestelijk ook gusting [1836-38, Breda; WNT]. Eerder al gelijkbetekenend goeste zoals bij Huygens in het quasi-Brabantse citaat Lôt may men goeste vray 'laat mij de vrije keus' [1653; WNT] en in nnl. volgens dattet toens de goeste was 'zoals dat toen de gewoonte was' [1799; WNT revolutie], ieder zyn goeste [1839; WNT trein I].
Gevormd met het achtervoegsel -ing bij vnnl. goeste 'lust, zin, smaak', dat is ontleend aan Oudfrans goust 'smaak' [begin 13e eeuw; Rey], ouder gost [12e eeuw; Rey] (Nieuwfrans goût), ontwikkeld uit Latijn gustus 'smaak, voorproefje', Indo-Europees verwant met kiezen. Over de reden van de toevoeging van -ing (dat normaal gesproken alleen op werkwoordsstammen volgt) kan men wegens het gebrek aan schriftelijke attestaties in de tussenliggende periode slechts gissen; analogiewerking door gading is niet ondenkbaar.
De oorspr. vormen goest(e) zijn nog steeds Vlaams dialectisch.
67.   gotspe zn. (NN) 'brutaliteit'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. goetspo 'onbeschaamdheid, brutaliteit' [1896; Woordenschat], wadde gotspe! 'wat een ongehoord, ongepast verhaal!' [1904; Groene Amsterdammer], wat een lef, wat een godspe 'wat een lef, wat een brutaliteit' [1906; WNT uitsnijden], zoo maar om gekheid te maken; voor 'n godspe '... als een brutale, ongepaste grap' [1938; WNT Aanv.].
Ontleend aan Jiddisch chotspe 'brutaliteit, lef' < Hebreeuws ḥutspÄ 'id.'.
68.   gozer zn. (NN) 'kerel, vent'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. (Bargoens) gozer 'vrijer', in Blonde Nel ... haar goozertje heet Zwarte Roel [1905; WNT Aanv.], meer algemeen 'kerel, vent' in die goozers zijn zelf de grootste jatters 'die kerels zijn zelf de grootste dieven' [1906; WNT Aanv. jatten], een gooser met 'n heele hoop poen in z'n zak [1912; WNT poen III], vaak in vaste verbindingen als linke gooser 'gehaaide kerel' [1914; WNT Aanv.], toffe gooser 'geweldige vent, fijne kerel' [1919; Groene Amsterdammer].
Ontleend aan Jiddisch chosen 'bruidegom, schoonzoon' < Hebreeuws ḥÄþÄn 'id.'.
â—† lefgozer zn. 'stoere kerel, opschepper'. Nnl. sau'n lefgauser 'zo'n opsnijder, opschepper' [1912; WNT Aanv. lef I], in uitgemaakt voor lef-gooser [1918; Groene Amsterdammer]. Samenstelling van lef 'moed, durf' en gozer.
69.   griotje
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Zie: griotte
70.   griotte zn. (NN) 'kers'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland, metanalyse
Nnl. griotte 'donkerpaarse, zure kers, morel' in griotte. ... eene kostelijke vrucht [1806; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans griotte 'zure kers' [1505; Rey], ouder agriotte 'id.' [15e eeuw; Rey], Oudprovençaals agriota 'id.' [13e eeuw; Rey], een afleiding van agre 'zuur, wrang' (nfra. aigre) < Latijn Äcer (genitief Äcris) 'scherp, wrang, zuur', verwant met Grieks akmḗ 'punt', zie verder eg. De a- verdween uit het Franse woord door verkeerde woordscheiding in l'agriotte (met bepaald lidwoord), een soortgelijk proces als in het Nederlands bij adder.
â—† griot zn. (NN) 'soort dropje'. Nnl. griotje (verkleinwoord) 'kubusvormig droptablet' [1946; Kramers III], vaak in het meervoud griotten of het meervoud van het verkleinwoord, in zoete griotjes, zoute griotjes [1952; WNT Aanv.]. De herkomst is onduidelijk, mogelijk hetzelfde woord als griotte, misschien heeft een griotje iets weg van een donkere kers.

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven