1.   aanbevelen ww. 'aanraden, recommanderen'
categorie:
geleed woord
Vnnl. anbeveelen 'aanprijzen, recommanderen' [1654; Meijer recommanderen].
Gevormd uit aan en bevelen.
Vnhd. anbefelen 'aanbevelen' [1612; Anderson]; nfri. oanbefelje 'aanbevelen'.
Omdat het werkwoord scheidbaar samengesteld is, wordt de datering bemoeilijkt; het is immers niet uit te maken of het in de uitdrukking dat zij iemand bevelen aan God, die in oudere woordenboeken wel voorkomt, om een scheidbaar samengesteld werkwoord, dan wel om een werkwoord met voorzetsel gaat. Mnl. bevelen heeft als tweede betekenis (naast 'een bevel geven') ook die van 'aanbevelen', dus zonder voorzetsel.
Fries: oanbefelje


  naar boven