|
1. |
cactus zn. 'verzamelnaam voor planten van de familie Cactaceae' categorie: leenwoord, substraatwoord in brontaal Nnl. cactus 'toortsplant, zekere woestijnplant' [1775; WNT toortsplant]. Ontleend aan Latijn cactus < Grieks káktos 'kardoen, eetbare artisjokachtige distel'. Deze vorm is misschien verwant met Grieks akakíā, zie acacia, en stamt uit een voor-Grieks substraat. De Zweedse bioloog Linnaeus heeft de naam cactus verbonden aan de familie der cacteeën of cactusachtigen, een heel ander soort stekelige planten dan kardoen en distel. Fries: kaktus
|
naar boven
|