1.   gebelgd bn. 'verstoord, gekwetst, boos'
categorie:
geleed woord
Vnnl. zich gebelghd houden 'boos worden' [1677; WNT revideeren]; nnl. gebelgd 'verstoord, boos' [1731; WNT].
Afleiding van het werkwoord belgen '(zich) kwaad maken'. Oorspronkelijk was de vervoeging van het werkwoord belgen sterk: balch - bolgen - *gebolgen, wat nog blijkt uit het bn. verbolgen. In het mnl. is het werkwoord geleidelijk met zijn zwakke causatief belgen in betekenis samengevallen en werd het zwak: verl.deelw. gebelgd. Zie ook balg.


  naar boven