1.   gebed zn. 'het bidden; het gebedsformulier'
categorie:
geleed woord
Onl. gehori gebet min 'verhoor mijn gebed' [10e eeuw; W.Ps.], des reinen gebedes 'van het reine gebed' [ca. 1100; Will.]; mnl. een gebet begonste lise te gode 'rustig een gebed begon tot God' [1265-70; CG II, Lut.K], gebet 'vastliggende gebedstekst' [1290-1310; MNW-R].
Gevormd van de wortel van bidden met het voorvoegsel ge- (sub b).
Os. gibed, ohd. gibet (nhd. Gebet); oe. gebed, alle 'gebed (tot God)'; < pgm. *ga-beda- 'het verzoek, het bidden' (niet in het Oost-Germaans of Noord-Germaans). In het christelijk spraakgebruik is het 'bede tot God' gaan betekenen.


  naar boven