1.   garoeda zn. 'fabelachtige vogel'
categorie:
leenwoord
Vnnl. op dien boomtacken wonen overgrote Vogels Garuda gen[aem]t [1684; maandblad Moesson 46 (2001), 5]; nnl. Vishnoe, op Garoeda rijdende [1872; maandblad De Aarde en haar Volken 8, 131], garuda "gevleugelde, vogelkoppige demon in het Ind. volksgeloof" [1912; Kramers], Garoeda "de vogel waarop Shiwa [sic] rijdt, de heilige vogel der Javanen, de zonnevogel" [1937; ter Laan], garoeda 'mythologische vogel' [1937; Koenen].
Ontleend aan Sanskrit garuda 'mythologische vogel'.
Het woord is afkomstig uit de Indische mythologie. Van de 7e tot de 16e eeuw staan veel landen in Zuid-Oost-Azië onder sterke invloed van de cultuur en godsdiensten van India; voor Indonesië noemt men dit wel de Hindoe-Javaanse periode, al is er evenveel invloed van het boeddhisme als van het hindoeïsme. De goden van het hindoeïstische pantheon hebben ieder hun eigen rijdier en Garoeda is het rijdier van de god Vishnu, een der hoofdgoden (en niet van Shiva, zoals ten onrechte gemeld wordt in de attestatie uit 1937). Garoeda/Garuda wordt ook wel de zonnearend genoemd en wordt meestal afgebeeld als half mens, half adelaar. Garuda is ook de naam van de Indonesische luchtvaartmaatschappij.


  naar boven