1.   karkas zn. 'geraamte'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Vnnl. karkas alleen 'bepaald soort brandbom, uit een geraamte van ijzeren banden' [1690; WNT]; nnl. karkas "koperdraad, met zijde of garen gewoeld, hetwelk, om de stevigheid, in de kant van vrouwenmutsen vastgenaaid wordt" [1803; Weiland] 'geraamte' in lijken en karkassen [1814; WNT].
Ontleend aan Frans carcasse 'geraamte' [1556; Rey], later ook 'lijk'. Verdere herkomst onbekend. Of Oudfrans charcois 'geraamte' [1188; Rey] hetzelfde woord is, is onzeker, evenals verwantschap met carquois 'pijlkoker' (Oudfrans carcois).
Fries: karkas


  naar boven