1.   rollade zn. (NN) 'opgerold stuk vlees'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. rollade 'opgerold stuk rundvlees dat met een touwtje bijeengehouden wordt' in rollade van ossevlees [1790; Moussault-Veegens 1946]; bij uitbreiding ook voor andere vleessoorten.
Ontleend aan Frans roulade 'stuk opgerold kalfs- of varkensvlees' [1778; TLF], gevormd met het achtervoegsel -ade zoals in karbonade van rouler 'oprollen', afgeleid van Oudfrans rolle 'rol', zie rol. De vorm roulade is in het Nederlands o.i.v. rollen gewijzigd in rollade.
Een soortgelijk product wordt beschreven in Neemt mager Schapenvleys ... Ende dan wijnt dat alle t'samen tot een rolleken, ende steecter een speetken ('stokje') door [1599; WNT].
Literatuur: M. Moussault-Veegens (red., 1946), Receptenboek van Mevrouw Marselis, Baarn, 154
Fries: rollade


  naar boven