1.   grondel zn. 'zoetwatervis (Gobio gobio)'
categorie:
geleed woord
Mnl. grondele 'zekere vis' [ca. 1450; MNW]; vnnl. grondel, grondelinck, grondte 'riviervis, fundulus (= grondel) genoemd omdat hij bij de bodem blijft' [1599; Kil.], die jonghe grondel is altijt goet in de petercelie [1599; WNT].
Afleiding van grond 'bodem' met het achtervoegsel -el waarmee meer namen van kleine dieren zijn afgeleid, zie bij druppel. De vis houdt zich dicht bij de bodem op. In het middeleeuws Latijn heette de vis ook fundula, fundulus, een vergelijkbare afleiding van fundus 'bodem'.
Mnd. grundele, ohd. grundila (nhd. GrĂ¼ndel); mhd. ook gruntvisch.


  naar boven