1.   groezelig bn. 'vuil'
categorie:
geleed woord
Nnl. groeselig maken 'niet glad maken, onzuiver maken (een geëtste koperen plaat)' [1796; WNT], in de groezelig groene zakportefeuille 'in de viezige groene portefeuille' [1867; WNT wribbelen].
Een variant van gruizelig 'als gruis, brokkelig' [1722; WNT Aanv.], uit een oostelijk dialect waarin de Germaanse ū geen -ui- is geworden, maar als -oe- bewaard is gebleven. De letterlijke betekenis is dus 'bevuild met gruis', zie verder gruis.


  naar boven