1.   lobby zn. 'wacht- of zitruimte, bijv. in een hotel; belangengroep'
categorie:
leenwoord
Nnl. lobby 'voorkamer, vestibule van het parlement' [1907; Kramers II], 'vestibule, voorkamer' [1909; Wink], 'koffiekamer van het (Britse) parlement' [1912; Kramers], 'wandelgang van het parlement' [1919; Kramers II], 'grote wacht- of zitruimte' in naast de groote foyer en het drietal flinke lobby's [1923; WNT Aanv.], de lobby van het "Grand Hotel" [1948; WNT Aanv.], 'belangengroep' in een ... maatregel, welke op verzet zou kunnen stuiten van verschillende lobbies in de Nationale Vergadering [1954; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels lobby 'ontvangsthal, galerij' [1593; OED], 'belangengroep' [1808; BDE], dat ontleend is aan middeleeuws Latijn laubia, lobia 'afdak, podium' [624; DELI], een leenwoord uit het Frankisch: *laubja 'afdak', zie verder luifel.
De betekenis van 'belangengroep' is oorspr. Amerikaans-Engels: leden van dergelijke groepen kwamen vaak bijeen in de hal van een gerechtsgebouw. Deze hallen werden lobby genoemd, naar de Lobby [1640; BDE] in het Britse Lagerhuis, die ook gebruikt werden voor gesprekken tussen parlementsleden en burgers (BDE).
lobbyen ww. 'besluiten proberen te beïnvloeden'. Nnl. er is altijd wat te lobby-en [1962; WNT Aanv.]. Ontleend aan het Engelse werkwoord lobby 'id.' [1850; OED], afleiding van het zn. lobby. Al eerder geattesteerd is lobbyist "beroepsbeïnvloeder" [1956; Nieuwsblad van het Noorden].
Fries: lobby ◆ lobbye


  naar boven