101.   dia zn. 'positieve foto om te projecteren'
categorie:
verkorting, leenwoord, geleerde schepping
Nnl. dia'tje 'positief fotootje' [1943; WNT Aanv.], kleurendia's 'gekleurde positieve foto's' [1943; WNT Aanv.].
Verkorting van diapositief (diapositieven 'positieve fotoplaten' [1916; WNT Supp auto II]), dat wrsch. niet zelfstandig in het Nederlands is gevormd maar ontleend is aan het Franse zn. diapositif 'id.' [1892; Rey], waar het een zelfstandige gebruik is van het bn. diapositif in zulke termen als plaque diapositive 'diapositieve plaat' etc. Diapositif is gevormd uit het internationale wetenschappelijke voorvoegsel dia- 'door, tussen' en het bn. positif, zie positief.
In de fotografie is een positief het tegenovergestelde van een negatief. De oudste bruikbare fotografische beelden, de daguerrotypes, waren unieke positieve exemplaren; het procédé liet geen afdrukken toe en is o.a. om die reden vervangen door modernere technieken met transparante negatieven en positieve afdrukken. De transparante negatieven waren niet geschikt om te projecteren. Een diapositief is een doorschijnend beeld dat daarvoor wel geschikt is: men projecteert 'door het positief'. Het is echter ook mogelijk dat het voorvoegsel dia- hier wordt gebruikt in de betekenis 'direct, rechtdoor, zonder omwegen' en dat de betekenis dus is 'een direct beschikbaar positief zonder tussenkomst van een negatief'.
102.   diabetes zn. 'suikerziekte, diabetes mellitus'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Mnl. van diabeten 'van overmatige afscheiding van urine' [1351; MNW-P]; vnnl. De oorsaecke van diabetes 'de oorzaak van urinevloed' [1604; MNW zestig]; nnl. Diabetes of Pis vloeijing [1778; WNT pis]; nnl. diabetes 'suikerziekte' [1847; Kramers].
Internationale medische term, verkorting van middeleeuws Latijn diabetes mellitus 'zoete urinevloed' < Grieks diabḗtēs 'urinevloed, doorloop', de naam die de Griekse geneesheer Galenus (130-ca.210) gaf aan overmatige afscheiding van urine; Het is een afleiding van het werkwoord diabaínein 'doorlopen, doorheen gaan', gevormd uit dia- 'door' en baínein 'gaan', verwant met komen. Het tweede deel van de volledige medische benaming gaat terug op Latijn mellītus 'zoet', bij het zn. mel 'honing'.
Overmatige urineafscheiding, met een hoog gehalte aan glucose, is een der kenmerken van suikerziekte.
diabeet zn. 'lijder aan diabetes'. Nnl. diabetici (mv.) [1920; WNT suiker], diabeten (mv.) [1958; WNT Aanv.]. In het Nederlands ontstane verkorting van de internationale term diabeticus 'lijder aan suikerziekte', afleiding van diabetes.
103.   diachroon bn. 'beschouwd door de tijd heen'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. in diachronistische (methode) 'door de tijd heen beschouwend' [1920; WNT woord I], diachronisch 'id.' [1952; Koenen], diachroon 'id.' [1968; WNT Aanv.].
Internationale wetenschappelijke term, ontleend aan Frans diachronique [ca. 1908; Rey], bedacht door de Zwitserse taalkundige Ferdinand de Saussure als term voor het bestuderen van een taal in zijn historische ontwikkeling, in contrast met synchroon, op basis van dia- 'doorheen' en de stam Grieks khrónos 'tijd', zie kroniek. De uitgang -oon is nu de meest gebruikelijke, naar analogie van synchroon, hoewel diachronisch ook weer veld begint te winnen, misschien onder invloed van Engels diachronic.
diachronie zn. 'beschouwing door de tijd heen'. Nnl. diachronie 'beschouwen van het heden vanuit het verleden' [1955-56; WNT Aanv.], 'verloop in de tijd, voorstelling volgens de historische ontwikkeling' [1968; Kramers II]. Afleiding van diachroon.
104.   diagnose zn. 'vaststelling (o.a. van ziekte) op grond van kenmerken'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. in de Neolatijnse vorm diagnosis 'bepaling van een ziekte' [1798; WNT wegwijster]; nnl. diagnose [1857; WNT lepra], diagnose 'conclusie op grond van bepaalde vaststellingen' [1929; WNT rekenen I].
Internationale wetenschappelijke term, gebaseerd op Grieks diágnōsis, afleiding van diagignṓskein 'door en door kennen, beoordelen', gevormd uit dia- 'door ... heen' en gignṓskein 'leren; weten', zie gnosis en het verwante kennen.
diagnostiek zn. '(leer van) het stellen van een diagnose'. Nnl. diagnostiek 'id.' [1847; Kramers]. Internationale wetenschappelijke term op basis van Grieks diágnostikos 'in staat tot beoordelen', of ontleend aan Frans diagnostic 'het stellen van een diagnose' [1732; Rey], eerder al het gesubstantiveerde vrouwelijk bn. diagnostique 'diagnostisch' [1669; Rey], ook op basis van Grieks diágnostikos. ◆ diagnostisch bn. 'dienend tot stellen van een diagnose'. Nnl. diagnostische teekenen 'verschijnselen die helpen bij het stellen der diagnose' [1864/65; WNT Aanv.]. Ontleend aan Frans diagnostique 'diagnostisch' of afgeleid van Nederlands diagnose of diagnostiek.
105.   diagnostiek
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Zie: diagnose
106.   diakritisch bn. 'onderscheidend'
categorie:
geleerde schepping
Nnl. diacritisch 'onderscheidend' [1847; Kramers], diacritische teekens 'accenten bij letters' [1934; WNT teeken].
Internationale wetenschappelijke term op basis van Grieks diakritikós 'onderscheidend', een afleiding bij het werkwoord diakrī́nein 'onderscheiden', gevormd uit dia- 'uiteen, tussen' en krī́nein 'beoordelen', zie kritiek.
107.   dialyse zn. 'scheiding van chemische stoffen door een membraan; zuivering van bloed'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. dialyse 'scheiding van stoffen door een membraan' [1909; WNT Aanv.], 'kunstmatige zuivering van bloed van afvalstoffen' [1976; WNT Aanv.].
Internationale wetenschappelijke term, ontleend aan Engels dialysis 'scheiding van chemische stoffen door een membraan', in 1861 bedacht door de Britse chemicus Thomas Graham, op basis van Grieks diálusis 'scheiding, oplossing', een afleiding van dialūein 'scheiden', gevormd uit dia- 'uiteen' en lúein 'losmaken', zie lossen.
108.   diameter zn. 'middellijn, doorsnede'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Vnnl. diameter 'doorsnede' [1629; WNT zesde], 'middellijn' [1641; WNT Supp. afsnijden].
Internationale wetenschappelijke term, al dan niet via Frans diamètre 'doorsnede, middellijn' [ca. 1275; Rey] ontleend aan Latijn diametrus, -os 'id.' < Grieks diámetros (grammḗ) 'diagonaal(lijn), diameter van een cirkel', van dia- 'door ... heen, uiteen' en métron 'maat', zie meter 1.
109.   diarree zn. 'buikloop'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. diarrhoea 'buikloop' [na 1624; WNT rheumatisme], 'id.' [1663; Meijer], diarrhée [1783; WNT].
Al dan niet via Frans diarrhée 'buikloop' [1568; Rey], ouder diarrie [1372; Rey], ontleend aan medisch middeleeuws Latijn diarrhoea < Grieks diárrhoia 'buikloop', gevormd uit dia- 'door-' en een afleiding bij rheĩn 'stromen' (verwant met stromen), dus letterlijk 'doorstroming'.
110.   didactiek
categorie:
geleed woord, geleerde schepping
Zie: didactisch

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven