|
1. |
elders bw. 'op een andere plaats' categorie: erfwoord Mnl. jc en quam hier elders om nyet 'ik kwam hier voor niets anders' [1265-70; CG II, Lut.K]. Met epenthetische -d- tussen -l- en -r- (zoals in kelder) en met bijwoordelijke -s ontwikkeld uit het in het Middelnederlands gebruikelijkere elre 'elders'. Os. ellior; oe. ellor 'naar elders'; got. aljar 'elders'; < pgm. *alja-r- 'naar elders'. Zonder achtervoegsel -r- is verwant mnl. el 'anders' (zoals in ellende); met ander achtervoegsel bijv. oe. elles 'anders' (ne. else). Buiten het Germaans zijn verwant Latijn alius 'ander' (zie alias, alibi) en aliēnus 'vreemd'; Grieks állos 'een ander' (zie allochtoon); Gallisch alios 'ander'; bij de wortel pie. *h2el- 'ander' (IEW 25-26).
|
naar boven
|