1.   averechts bn. 'tegenovergesteld; met omgekeerde breisteek'
categorie:
geleed woord
Mnl. auerecht 'ondersteboven' [1265-70; CG II, Lut.K], averechts 'van de rechte weg af' [1423; MNW]. Nu vooral bekend als handwerkterm [1821; WNT Supp.].
Afleiding met bijwoordelijke -s van averecht, uit ave, een Middelnederlandse nevenvorm van af; en het bn. recht 1.


  naar boven