1.   surrogaat zn. 'vervangingsmiddel'
categorie:
leenwoord
Nnl. surrogaat 'stof ter vervanging van iets wat duur of moeilijk verkrijgbaar is' in koffij-surrogaat [1812; Leeuwarder Courant], wij stelden ons tevreden met wat men Surrogaten noemde [ca. 1830; WNT], bedriegelijke surrogaten of vervalschingen [1877; WNT vervalsching], ook overdrachtelijk 'vervangingsmiddel' in Het uitpluizen van scabreuse voorvallen is 'n fatsoenlyk surrogaat voor ... scabreuse handelingen [1872; WNT Aanv. scabreus], Men verstaat dan onder gelooven een aannemen op gezag, ... een treurig surrogaat van weten [1897; WNT].
Misschien ontleend aan Engels surrogate, ouder surrogat 'vervanging, vertegenwoordiging' [1430; BDE], dat zelf ontleend is aan Latijn surrogātum 'dat wat in plaats van iets anders gesteld is, substituut', het zelfstandig gebruikte verl.deelw. van surrogāre 'stellen in de plaats van, plaatsen onder'; dat ww. is gevormd uit sub- 'onder, bij' en rogāre 'vragen, voorstellen', dat verwant is met rēctus 'recht' en regere 'leiden, besturen', zie recht 1.
Fries: surrogaat


  naar boven