1.   lambrisering zn. 'houten wandbekleding'
categorie:
geleed woord, leenwoord
Nnl. de Lambriseering wordt, of in de hoogte van de borstweering van het venster, of zoo hoog als de geheele wand van het vertrek gemaakt [1792; WNT].
Afleiding van lambriseren 'met hout betimmeren', met als oudste attestatie lambrisseren [1599; Kil.], ontleend aan Frans lambrisser 'id.' [1449; TLF], een vervorming van lambruschier [ca. 1176; Rey], ook lambroissier, waarnaast ook middeleeuws Latijn lambruscare 'id.' [1174; TLF]. Wrsch. gaan deze werkwoorden terug op vulgair Latijn *lambruscare 'versieren met wijnranken', afgeleid van *lambrusca, variant van klassiek Latijn labrusca 'wilde wingerd', van onbekende verdere herkomst. De Oudfranse en middeleeuws-Latijnse werkwoorden zouden dan oorspr. 'betimmeren met wijnrankvormige versierselen' hebben betekend. De -i- ontstond in het Oudfrans eerst in de afleiding lambris [1327; Rey], ouder lambrus 'lambrizering' [1180-90; Rey], en ging later over op het werkwoord; de oorzaak van deze klinkerverandering is onbekend.
Fries: lambrisearring


  naar boven