1. |
behalve vgw., vz. 'uitgezonderd' categorie: geleed woord Onl. bihaluon (bn.) 'terug, weer' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. behaluen 'uitgezonderd' [1265-70; CG II, Lut.K]. Gevormd uit bi- 'bij' (zie bij 1) en -halve (ook bijv. in mijnenthalve en ambtshalve), datief van pgm. *halbÅ 'zijde, kant'; de betekenis is dus letterlijk 'aan de zijde, terzijde'. Mnd. behalven, behalver; ohd. bihalbun, behalpen (mhd., nhd. behalben); ofri. bihalva, bihalve(n); nfri. behalven [ca. 1807], behalve [1846]. Vergelijkbare vormingen zijn Engels besides 'bovendien; behalve' en behalf (in, on behalf of 'van de kant van, vanwege', later ook 'ten voordele van'). Literatuur: J.A.M. Komen (1992) 'Het is allesbehalve duidelijk', in: E.C. Schermer-Vermeer e.a. (red.) De Kunst van de grammatica Amsterdam; M. Philippa (1990) 'Pluralishalve', in: OT 59, 244-245 Fries: behalve, behalven
|