|
1. |
invalide zn. 'persoon met een functionele beperking of gebrek' categorie: leenwoord Nnl. invalide 'ongeschikt geworden soldaat (door blessure of ouderdom)' [1726; WNT], 'ziekelijk persoon of persoon met een lichamelijk gebrek' in de titel Dagboek van een invalide ..., vertaling van The diary of an invalid van H. Matthews [1821; Picarta]. Ook als bn. 'een lichamelijk gebrek hebbend', in invalide geschoten op 's Lands Vloot [1740; WNT]. Ontleend aan Frans invalide (bn.) 'gebrekkig, zwak' [1515; Rey], later zelfstandig gebruikt als 'ongeschikt geworden soldaat' [1678; Rey], 'persoon die door een lichamelijk gebrek niet (meer) kan werken' [1718; Rey]; het bn. is ontleend aan Latijn invalidus 'krachteloos, zwak', afgeleid met het voorvoegsel in- 2 'niet' van validus 'sterk, gezond', zie valide. Het bn. invalide komt eerder al voor in de betekenis 'ongeldig (van zaken)' [1609; Stall.], die verder in het Nederlands niet gebruikelijk is geworden.
|
naar boven
|