1.   hollen ww. 'hardlopen, rennen'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. hollen 'rennen' in een hollende paert [1437; MNW-P]; nnl. hollen 'schrikachtig rennen (van paarden)' [1599; Kil.]. Eerder al indirect geattesteerd als 'heftig (en buigend) bewegen' in Noord-Franse dialecten, bijv. Oudpicardisch houler 'gooien' en Oudchampagnisch houler 'gooien; de stok hanteren' [14e eeuw; FEW].
Herkomst onzeker. Mogelijk verwant is alleen Rijnlands holdern 'kabaal maken, luidruchtig lopen', wrsch. uit ouder *hollern, vergelijk Amerikaans-Engels holler 'roepen'. Als hollen hier inderdaad mee verwant is, is het wrsch. ontstaan uit ouder *holden, net zoals hellen uit mnl. helden. Opmerkelijk is dan wel dat *holden de overgang -old > -oud (zoals in koud) niet toont; dit kan berusten op analogisch herstel van -ld- naar het voorbeeld van het genoemde mnl. helden of het kan wijzen op herkomst uit een Middelnederlands dialect (noordelijk of oostelijk) waar die klankovergang pas later plaatsvond; misschien wilde men ook homonymie vermijden met houden (uit ouder holden, halden).
Mnl. *holden moet teruggaan op pgm. *hulþan-. Dit is wellicht een werkwoord met dezelfde wortel, maar dan met nultrap, als in *halþjan-, waaruit mnl. helden. Een stam *hulþ- is bekend uit nominale vormen: got. hulþs 'genadig', ohd. hold 'id.', zie hulde en hou, uit de overdrachtelijke betekenis 'neigen tot'. Het werkwoord *holden zou dan als oorspronkelijke betekenis 'doen buigen' hebben (zoals nog in de Franse ontleningen), en vandaar bij intransitief gebruik 'zich buigen' > 'zich buigend bewegen' > 'zich haasten, rennen', die hollen nu heeft.
hol 2 zn. 'het hollen'. Nnl. terstont gaf hy hem op den hol 'terstond sloeg hij op hol' [1619-26; WNT]. Verbaalabstractum bij hollen. Altijd met het voorzetsel op gebruikt; in de oudste attestaties soms nog met lidwoord. Dit sluit aan bij het gebruik van op bij hollen, bijv. Gelijck een wagen op hollen, en Is u 't hoofd op hollen? [1645 resp. 1663; WNT]. De letterlijke betekenis vinden we het eerst m.b.t. paarden: van den draf op hol 'van draf tot hollen'; later volgt de figuurlijke, bijv. het hoofd op hol brengen.


  naar boven