1.   nietje zn. 'nietje, metalen pennetje'
categorie:
leenwoord
Nnl. niet, nietje, neet, neetje "platgeklonken nageltje in eene schaar, om de beide lemmers te verbinden" [1804; Weiland], nietje 'metalen pennetje waarmee iets bijeen wordt gehouden, bijv. bladen papier' [1911; iWNT].
Wrsch. ontleend aan Duits Niet 'klinknagel', afleiding van het werkwoord nieten 'vastklinken', zie onder. Dit is hetzelfde werkwoord als mnl. nieden/nieten 'slaan, vastklinken' zoals in cristus aen [dat] [cru]se ghenyed [1276-1300; VMNW], Als of si geniet waren daer omme 'alsof ze (kromgebogen spijkers) daaromheen geklonken waren' [1300-50; MNW-R]. Dit zijn echter de enige bekende attestaties van dat woord, dat klankwettig geleid zou moeten hebben tot nnl. *nieden, maar dat alleen als vnnl. neeten, neten, nijden 'vastklinken' [1599; Kil.] voorkomt, bijv. in mit eenre penne geslegen ende genijt 'met een pin vastgeslagen en vastgeklonken' [1535; iWNT]. Hierin moeten de klinkers als gewestelijk worden verklaard (oostelijk -e-, zuidelijk -ij-); de -t- in neten kan zijn ontstaan onder invloed van het Duits of van de verscherpte auslaut in het verl.deelw. geneet of in het zn. neet, dat ervan afgeleid is.
Mhd. niete 'klinknagel' (nhd. Niete). Bij nieden horen: mnd. neden 'vastklinken, vastslaan'; ohd. hniotan 'id.' (mhd. nieten); on. hnjóða 'id.' (nijsl. knjóða, ozw. niudha); < pgm. *hneudan-. Daarnaast ablautend: ohd. hnotōn 'kapotslaan' < pgm. *hnudōn-.
Buiten het Germaans geen verwante woorden. Verwantschap met Grieks knúein 'krassen', waarbij met dentaal als in het Germaans ook de afleiding knúthos 'kleine doorn', is vanwege de betekenis weinig wrsch.
De oorspr. betekenis van nietje is 'klinknagel'. Duits Niet(e), Nietlein (verkleinwoord) heeft deze betekenis nog steeds. In het Nederlands is de betekenis van nietje overgegaan op het bekende metalen pennetje waarmee papier bijeen wordt gehouden en dat in de tweede helft van de 19e eeuw werd gepatenteerd (Duits Heftklammer).
nieten ww. 'met een nietje vasthechten'. Nnl. nieten, neeten "platklinken (een nageltje)" [1864; Calisch]. Afleiding van niet.
Fries: nyt ◆ nytsje


  naar boven