41.   cycloon zn. 'wervelstorm'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. cyclonen (mv.) [1863; WNT tornado], cycloon "kringstorm" [1872; Dale].
Ontleend aan Engels cyclone 'id.', een in 1848 [OED] door de Britse marineofficier en meteoroloog Henry Piddington (1797-1858) geïntroduceerde verzamelnaam voor alle soorten tropische stormen waarin de wind een sterke cirkelvormige beweging maakt, op basis van Grieks kúklos 'cirkel' (waaruit ook cyclus; verwant met wiel).
42.   dagtekenen ww. 'van een datering voorzien'
categorie:
geleed woord, purisme, bedenker bekend
Vnnl. daghstellen, daghteikenen 'dateren' [1663; Meijer]; nnl. dagtekenen [1731-35; WNT]; de latere betekenis 'uit zekere tijd afkomstig zijn' [1864; WNT] kan overgenomen zijn uit het Frans dater met diezelfde betekenis [1772], zie dateren.
Dagtekenen is afgeleid van het oudere dagtekening 'datering' [1642; WNT], een woord dat wrsch. door de purist Hooft is geïntroduceerd ter vermijding van datum; eerder gebruikte hij daghteken (zn.) [1631; WNT vergetel].
Fries: deitekenje
43.   deflatie zn. 'waardevermeerdering van geld'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend, leenbetekenis
Nnl. deflatie 'erosie door wind' [1913; Baale], 'waardevermeerdering van geld' [1929; Kramers II].
In de oudste betekenis rechtstreeks of via het Engels ontleend aan Duits Deflation 'afvoeren door de wind' [1891], een neologisme, in januari 1891 geïntroduceerd door de geoloog Johannes Walther, gevormd uit Latijn dē- 'weg ... van', zie de-, en het werkwoord flāre 'waaien' (verwant met blazen), naar analogie van een andere geologische term ablatie 'erosie'.
Vrijwel meteen na de introductie van het woord werd het in het Duits opgevat als het tegenovergestelde van Inflation, zie inflatie, van oorsprong een Engels woord inflation dat 'opblazing' betekende [1340; OED] en sinds 1860 'waardevermindering van geld'. In augustus 1891 wordt het woord deflation dan ook in het Engels geïntroduceerd in de betekenis 'het leeglopen van iets dat opgeblazen is'. In 1920, na de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende monetaire crisis, krijgt Engels deflation voor het eerst een economische betekenis, die sinds 1922 ook voorkomt in het Frans. Het Nederlands heeft deze betekenis, wellicht via het Frans, ontleend aan het Engels. De oorspr. betekenis wordt nog gebruikt in de geologie.
deflatoir bn. 'verband houdend met deflatie'. Nnl. deflatoir 'id.' [1950; WNT Aanv.]. In het Nederlands gevormd als afleiding van deflatie.
Fries: deflaasje
44.   denkraam zn. 'begripsvermogen'
categorie:
geleed woord, bedenker bekend
Nnl. 'verstand, brein, geest' in Er schijnt een fout in mijn denkraam te zijn! Ik volg u niet [1950; Toonder], 'denktrant, denkkader' [1970; Dale].
Samenstelling uit denken en raam, en geïntroduceerd door Marten Toonder (1912) in de strip 'Tom Poes en Kwetal, de breinbaas'.
De oorspr. betekenis in de strip bij monde van Kwetal is 'brein', letterlijk 'raam om mee te denken' (wellicht bedacht naar analogie van telraam 'raam om mee te tellen'). In de omgangstaal is dit algauw veranderd in 'denkvermogen, denkkader'. Mogelijk is dat gebeurd onder invloed van het gelijkbetekenende Engels frame of mind, maar zeker ook naar analogie van andere zn. met een eerste lid denk-. Daarin heeft denk- namelijk nooit de betekenis '(voorwerp) om mee te denken', maar altijd 'betreffende het denken', 'denkend' of soortgelijke abstracte betekenissen.
Literatuur: Marten Toonder (1950) Tom Poes en Kwetal, de Breinbaas, aflevering 870
Fries: tinkramt
45.   diachroon bn. 'beschouwd door de tijd heen'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. in diachronistische (methode) 'door de tijd heen beschouwend' [1920; WNT woord I], diachronisch 'id.' [1952; Koenen], diachroon 'id.' [1968; WNT Aanv.].
Internationale wetenschappelijke term, ontleend aan Frans diachronique [ca. 1908; Rey], bedacht door de Zwitserse taalkundige Ferdinand de Saussure als term voor het bestuderen van een taal in zijn historische ontwikkeling, in contrast met synchroon, op basis van dia- 'doorheen' en de stam Grieks khrónos 'tijd', zie kroniek. De uitgang -oon is nu de meest gebruikelijke, naar analogie van synchroon, hoewel diachronisch ook weer veld begint te winnen, misschien onder invloed van Engels diachronic.
diachronie zn. 'beschouwing door de tijd heen'. Nnl. diachronie 'beschouwen van het heden vanuit het verleden' [1955-56; WNT Aanv.], 'verloop in de tijd, voorstelling volgens de historische ontwikkeling' [1968; Kramers II]. Afleiding van diachroon.
46.   dialyse zn. 'scheiding van chemische stoffen door een membraan; zuivering van bloed'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. dialyse 'scheiding van stoffen door een membraan' [1909; WNT Aanv.], 'kunstmatige zuivering van bloed van afvalstoffen' [1976; WNT Aanv.].
Internationale wetenschappelijke term, ontleend aan Engels dialysis 'scheiding van chemische stoffen door een membraan', in 1861 bedacht door de Britse chemicus Thomas Graham, op basis van Grieks diálusis 'scheiding, oplossing', een afleiding van dialūein 'scheiden', gevormd uit dia- 'uiteen' en lúein 'losmaken', zie lossen.
47.   difterie zn. 'slijmvliesontsteking'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. diphterie 'zekere ziekte' [1895; WNT ziekte], diphteritis, diphterie 'ziekte' [1912; Kuijpers].
Ontleend aan Frans diphtérie 'id.' [1855; Rey] naar een Latijns model diphtheria door de Franse arts P. Bretonneau voorgesteld als vervanging van een ouder diphtérite [1817; Rey]. De oudere vorm is een Latijns neologisme diphtheritis dat met het achtervoegsel -itis is afgeleid van Grieks diphthérā, diphtherís 'huid, membraan, leder'; de ziekte is zo genoemd omdat zich bij de lijder verhard slijmvlies vormt in de keel.
Literatuur: Sijs 1996, 370-371
48.   dinosaurus zn. 'voorwereldlijk monster'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. Dinosauriërs "reusachtige reptiliën" [1892; WNT tuf I], dinosauria 'eene orde van voorwereldlijke dieren, welke minstens de grootte moeten hebben gehad van olifanten' [1912; Kuipers], dinosaurus 'groot uitgestorven reptiel' [1916; WNT zoölogie], 'iemand met verouderde ideeën' [1987; Coster 1999].
Ontleend aan Neolatijn dinosaurus. In 1841 bedacht de Engelse paleontoloog R. Owen het neologisme dinosauria, gevormd op grond van Grieks deinós 'verschrikkelijk' en het toen reeds bestaande neologisme (mv.) sauria, saurii 'hagedissen'. Deze laatste vormen waren door de Franse geoloog A. Brongniart als nieuwe meervoudsvormen gemaakt bij Latijn saura, saurus 'hagedis' < Grieks saũros, saúrā 'hagedis', een woord van onbekende herkomst. Uit de vorm dinosauria werd in het Nederlands een nieuwe enkelvoudsvorm dinosauriër afgeleid (mogelijk onder invloed van Duits (Dino)saurier), terwijl de vorm dinosaurus teruggaat op het Latijnse enkelvoud saurus.
Met name door het verschijnen van de speelfilm Jurassic Park (1993) is de Amerikaans-Engelse afkorting dino van Engels dinosaur in het Nederlands ontleend en populair geworden [1993; Coster 1999].
49.   dioptrie zn. 'eenheid van lenssterkte'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. dioptrie 'id.' [1912; Kramers].
Ontleend aan Frans dioptrie 'id.' [1846; Rey], gevormd op basis van het veel oudere dioptrique 'dioptriek, refractieleer' [1634; Rey], een door René Descartes geïntroduceerde term op basis van Grieks dióptrā 'iets dat dient om ergens doorheen te kijken', gevormd uit dia- 'door-' en de wortel op- < pie. h3ekw- (zie optiek).
De eenheid dioptrie wordt vooral gebruikt om de sterkte van brillenglazen en contactlenzen aan te geven. Voor overige toepassingen wordt meestal de brandpuntafstand van een lens gegeven. Het aantal dioptrieën is 1 gedeeld door de brandpuntafstand in meters.
50.   diorama zn. 'kijkkast'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. diorama 'half cirkelvormige voorstelling met speciale lichteffecten' [1847; Kramers], 'kijkdoosvoorstelling' [1964; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans diorama 'id.' [1822; Robert], een door de Franse schilder en natuurkundige Louis Daguerre (tevens een van de uitvinders van de fotografie) (1787-1851) geïntroduceerde term gevormd uit de elementen Grieks dia- 'door-' en hórāma 'schouwspel', afleiding van het werkwoord hórãn 'zien, aanschouwen', verwant met waar- in waarnemen en gewaarworden. Deze vorming werd gemaakt naar anologie van de oudere term panorama.
Het eerste diorama was een gedeeltelijk doorschijnende schildering in een halve cirkelopstelling die door een opening bekeken kon worden. Aan de bovenkant kon de lichtinval worden geregeld. Bij uitbreiding kon diorama later ook een kijkkast met bijzondere belichting en/of andere driedimensionale effecten gaan betekenen.

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven