1.   meineed zn. 'valse eed'
categorie:
geleed woord
Mnl. meynede 'valse eed' [1240; Bern.], ook meeneet 'id.' in de afleiding meenedich 'meinedig' [1365-85; MNW-R], wie verwonnen word van meneede [14e eeuw; Stall.] en in meeneet of verzweren 'meineed of het afleggen van een valse eed' [1469; MNW-P].
Gevormd uit mnl. mene eet 'slechte eed, valse eed'. Voor het eerste lid een, mein 'vals' zie menen. Het tweede lid is eed 'gelofte'. De vorm met -ei- is mede gezien de klemtoon en het feit dat het oorspr. bn. onverbogen is, wrsch. ontleend aan het Duits.
Os. mēnēth; ohd. meineid (nhd. Meineid); oe. mānāð; ofri. mēnēth; on. meineiðr (nzw. mened).
Fries: meineed


  naar boven