1.   lanceren ww. 'afvuren; wereldkundig maken, verbreiden'
categorie:
leenwoord
Nnl. lanseren 'het hert of den haas uit zijn leger jagen om hem te vangen' [1824; Weiland], lanseren, lanceren 'werpen, slingeren, afschieten van een pijl enz.' [1847; Kramers], de torpedo te lanceeren [1887; WNT torpedo], 'wereldkundig maken, verbreiden' in ten einde een nieuw haarmiddel te lanceeren [1890; Groene Amsterdammer].
Ontleend aan Frans lancer 'lanceren, afvuren' [1080; Rey], overdrachtelijk ook 'wereldkundig maken' [19e eeuw; Rey], ontwikkeld uit Laatlatijn lanceare 'de lans hanteren', afleiding van klassiek Latijn lancea 'lans', zie lans.
Fries: lansearje


  naar boven