Favorieten

1 lemma in uw favorieten




Met de knop 'Alles wissen' wist u al uw favorieten.


Met het prullenbakje kunt u één specifiek lemma uit de lijst verwijderen.
aal 4 zn. 'mestvocht'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord, vormverschil België/Nederland
Mnl. ael 'id.' [1469; MNHWS]; nnl. ook aalt 'id.' [1872; Dale].
Wrsch. een samentrekking (met latere toevoeging van paragogische -t zoals bij arend) uit ouder *adel dat misschien voorkomt in adelbie 'wesp' [13e eeuw] (andere handschriften van dezelfde tekst hebben echter abeel bie). Een andere, minder waarschijnlijke verklaring ziet in aalt een vorm ontstaan uit *aald, die door verspringing van de -d- uit *adel is ontstaan (zoals naald uit pgm. *nēþlō-).
Mnd. adel (addel, eddel, iddel) 'aalt'; vnhd. adel (nhd. Adel 'slijk'); nfri. aal; oe. adela 'modder, vuil' (me. adel (bn.) 'bedorven'; ne. addle); ozw. koadel 'koeiengier'; < pgm. *adalō-.
Mogelijk is het verwant met Grieks ásis (< *atis) 'slijk, modder'. Een andere mogelijkheid is verwantschap met oe. ādl 'ziekte' bij het bn. ādlīc 'ziek, kapot, vuil'. Dan zouden de Nederlandse en Middelnederduitse vormen echter /a/ uit ouder /ai/ moeten hebben, wat ongebruikelijk is, daar men /e/ zou verwachten.
Het woord aal wordt vooral in België gebruikt. Volgens Kieft (1938) is homonymie met aal 1 'paling' en aal 2 'bier' in het West-Nederlandse taalgebied er de oorzaak van dat twee van deze drie woorden zijn verdwenen, met als blijvers aal 'mestvocht' in de Zuid-Nederlandse dialecten en aal 'paling' in de Hollandse dialecten.
Literatuur: Kieft 1938, 29-84
Fries: aal