1.   intelligentsia zn. 'de gezamenlijke intellectuelen'
categorie:
leenwoord
Nnl. intelligentsia 'de gezamenlijke intellectuelen (in Russische historische context)' [1923; Groene Amsterdammer], 'de gezamenlijke intellectuelen (algemeen)' [1931; Groene Amsterdammer].
Via Russisch intelligéncija ontleend aan Pools inteligencja 'gezamenlijke intellectuelen, mensen met intelligentie', een betekenisuitbreiding van inteligencja 'intelligentie', zie intelligentie.
Het Polen van na de Poolse delingen (1772-1795) bestond voornamelijk uit landbouwers en adel. In de 19e eeuw ontstond er een nieuwe klasse van geschoolde arbeiders en hoger opgeleiden, die een belangrijke rol speelde in de opbouw van de nieuwe natie; de filosoof Karol Libelt (1807-1875) introduceerde in de jaren 1840 hiervoor de naam inteligencja. In de tweede helft van de 19e eeuw ontstond ook in het tsaristische Rusland een beweging van intellectuelen die zich tegen de verstarde maatschappij verzetten; in de jaren 1860 werd hiervoor door Russische schrijvers het Poolse woord overgenomen als intelligéncija. In de betekenis 'politiek-maatschappelijk actieve intellectuelen' werd het Russische woord in het begin van de 20e eeuw ook buiten de landsgrenzen bekend en gebruikt voor soortgelijke bewegingen. In de West-Europese talen is vervolgens de betekenis van het woord buiten zijn historische context veralgemeend tot 'de gezamenlijke intellectuelen van een natie of een andere gegeven groep'.


  naar boven