1.   karig bn. 'zuinig; schaars'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Mnl. carich 'gierig, zuinig' [1477; Teuth.], voor hem selven seer carich, mer voor den armen ... seer milde 'voor zichzelf zeer zuinig, maar voor de armen vrijgevig' [1488; MNW], wes dijnre woorden alsoo karich, als een vrack mensche sijnre penninghen is 'wees met je woorden net zo zuinig als een vrek met zijn geld is' [1490; MNW], te vrack ende te karich 'te vrekkig en te zuinig' [15e eeuw; MNW]; nnl. karig ook van zaken 'niet overvloedig' in uw lof is wat karig [1784; WNT], een karig loon, een karige maaltijd.
Os. (mōd)karag 'bedroefd, bezorgd' (mnd. karch 'spaarzaam, gierig', waaruit nzw. karg 'arm, schraal (van bodem etc.)'); ohd. charag 'bedroefd, bezorgd' (nhd. karg 'zuinig, schraal'); oe. cearig 'zorgzaam, bezorgd' (ne. chary 'behoedzaam, zuinig'); < pgm. *karag-, *karig-. De oorspr. betekenis lijkt in het algemeen 'zorgelijk, bezorgd' te zijn. Afleiding van het zn. *karō- 'zorg', waaruit: os. kara 'zorg'; ohd. chara 'treurnis' (nhd. in Karfreitag 'Goede Vrijdag'); oe. caru, cearu 'zorg' (ne. care); on. kör 'ziekbed'; got. kara 'zorg'; daarvan afgeleid ook de ww. os. karōn; ohd. charōn 'treuren'; oe. carian 'treuren' (ne. care 'zich bekommeren'); on. kœra 'klagen' (nzw. kära); got. gakaron 'bezorgd zijn'.
Verdere etymologie onduidelijk. Er zijn geen zekere verwante woorden buiten het Germaans. Voor pgm. *karō kan men pie. *ǵor(h1)eh2 reconstrueren, dat zou kunnen horen bij een klankexpressieve wortel *ǵer(h1)- (IEW 383), zie ook kraaien. Klankexpressiviteit past bij een betekenis 'treuren, weeklagen', maar in de Germaanse woordengroep lijkt die betekenis zeer secundair, zie ook kermen. Primair lijkt eerder de betekenis 'zorg(en)' te zijn, die niet te rijmen valt met een klankwortel. Daarom oppert Boutkan (1998) voor de Germaanse wortel *kar- de mogelijkheid van ontlening aan een voor-Indo-Europese substraattaal.
De Nederlandse betekenis 'zuinig, gierig' is te verklaren vanuit 'zorgzaam' via 'behoedzaam' naar 'behoedzaam omspringend met zaken i.h.b. met geld'.
Literatuur: Boutkan 1998, par. 2.10
Fries: -


  naar boven