1.   baaierd zn. 'ongevormde elementen; chaos'
categorie:
leenwoord
Vnnl. bajert 'chaos waaruit alles is voortgekomen' [1625; WNT], bayert 'warboel' [1638; WNT].
Herkomst onzeker. Mogelijk een jongere betekenisontwikkeling van beyert 'ziekenzaal, (gemeenschappelijke eetzaal in) passantenhuis' [1550; MNHWS], bajert [1625; WNT], "dat dan de betekenis 'warboel' zou gekregen hebben" (Toll.), zoals ook in Fries beierboel 'rommel, wanordelijke boel'. De Vroegnieuwnederlandse vormen beyert en aanverwante worden in verband gebracht met Middelfrans bayart 'herberg' [15e eeuw] en met het Franse werkwoord bayer 'geopend zijn', zie baai 1.
Fries: baaiert, beier.


  naar boven