1.   kepen ww. 'insnijdingen aanbrengen'
categorie:
geleed woord
Vnnl. keepen 'insnijdingen aanbrengen' [1681; WNT].
Afleiding van keep 'insnijding, kerf, groef' zoals in een hoogh gheberght met een keep int midden doorgaende [1602; WNT], 'snee, messteek' in hy kreeg een keep [1621; WNT].
Bij keep horen: mnd. kēp 'kerf'; on. keipr 'inkeping van het roer'; < pgm. *kaipa-. Daarnaast me. chip 'splinter' (ne. chip) < pgm. *kipa-. Hierbij horen het werkwoord pgm. *kipjan-, waaruit: nnd. kippen 'de punt afhakken'; vnhd. kipfen 'id.'; oe. *cippan in het verl.deelw. forcippod 'afgesneden' (me. chippen, ne. chip). Verdere herkomst onbekend.
inkeping zn. 'insnijding, uitholling'. Eerst in de vorm inkeep in vnnl. een inkeep boven op de mast, daar de steng werd ingezet [1685; WNT inkeep]; daarna in de huidige gangbare vorm in nnl. een inkeeping ..., in welke men een stuk hout zetten zal [1796; WNT]. Afleiding van inkepen 'een insnijding aanbrengen' zoals in planken, ingekeept met borsten [1671; Witsen], inkeepen [1691; Sewel NE], afleiding met in- 1 van kepen.
Fries: kepe, keepje ◆ ynkeep


  naar boven