1.   recept zn. 'bereidingsvoorschrift'
categorie:
leenwoord
Mnl. recepte, recept 'bereidingsvoorschrift voor een geneesmiddel' in die zwarte salve ende de recepte hoemense maect [1351; MNW-P], recepten van medecinen [1460-80; MNW-R]; vnnl. ook algemener 'bereidingsvoorschrift, voorschrift' in de beste recepte om niet te bederfven is haest geten te worden 'het beste recept om niet te bederven is snel opgegeten te worden' [1617; WNT], in de boektitel Receptenboek; bevat recepten voor het maken van allerlei kleuren verf, vernis, inkt, verguldsel, papier [midden 17e eeuw; Picarta]; nnl. recepten, ter extraordinaire toebereydinge van delicate spyzen, confituren en tincturen [1768; Picarta].
Ontleend aan Latijn recepta letterlijk 'de dingen die genomen zijn', recepta is dus 'de ingrediƫnten', vandaar 'het beginwoord van een recept' en dan 'recept'. De meervoudsvorm van het verl.deelw. van recipere 'nemen, ontvangen', gevormd met het voorvoegsel re- 'terug-' bij capere 'nemen', verwant met heffen.
Fries: resept


  naar boven