1.   koepel zn. 'bolvormige overwelving'
categorie:
leenwoord
Vnnl. coupol, coupel in de camer, die gemaeckt is met een coupole [1600; WNT], verheven met eenen hoogen coupel of lantaren [1631; WNT]; nnl. koepel in blauw verglaesde koepels [1714; WNT].
Ontleend, misschien via Frans coupole [1666; Rey], aan Italiaans cupola [1348-63; DELI], een geleerde ontlening uit de architectuur aan Laatlatijn cupula 'klein vat, klein gewelf', verkleinwoord bij klassiek Latijn cūpa 'vat, kuip, beker', zie kuip.
Het bouwkundige element, dat voor het eerst werd toegepast door de Romeinen (bijv. het Pantheon in Rome), dankt zijn naam aan de vormovereenkomst met een omgekeerde kuip of beker. De mogelijke invloed van Arabisch al-qubba 'de koepel, het overwelfde' kan niet bewezen worden, zie ook alkoof.
Fries: koepel


  naar boven