1.   koddig bn. 'geestig, kluchtig'
categorie:
geleed woord
Vnnl. koddigh 'geestig, vermakelijk' [1588; Kil.], vaak 'met opzet vermakelijk, kluchtig', zoals in de titel van een kermisliedboekje de koddige olipodrigo, oft nieuwe kermiskost (z.a.) [1654; Picarta] en in de Klucht van koddige Koert [1661; Picarta].
Afleiding van kodde 'geestigheid, grap, dwaasheden' [1588; Kil.], wrsch. een betekenisuitbreiding van kodde 'testikel' (met de aantekening 'verouderd') [1599; Kil.], uit een oorspronkelijke, maar in het Nederlands niet geattesteerde betekenis 'omhulsel'. Kodde 'grap' kan ook zijn ontwikkeld uit het derde door Kiliaan genoemde homoniem, namelijk vnnl. kodde 'knuppel, knots', reeds mnl. codde 'id.', met als oudste attestatie de afleiding die coddenaren 'de met een knots gewapende strijders' [1315-35; MNW-R]. In dat geval is de betekenisontwikkeling naar 'grap' vergelijkbaar met die van mop.
Bij het zn. kodde 'testikel': mnd. kudde, kodde 'varken'; oe. codd 'zak' (ne. cod 'peul, omhulsel, balzak'), me. codde 'kussen' (ne. gewest. cod); on. koddi 'kussen' (nzw. kudde); < pgm. *kuddō-. Mnl. codde 'knuppel' kan hetzelfde woord zijn; verder alleen ofri. kudda 'knuppel'. Verdere herkomst onbekend. Zie ook kuil. Niet verwant met kudde.
Fries: -


  naar boven