1.   acetyleen zn. 'gasvormige onverzadigde koolwaterstof'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. acetyleen [1907; Koenen].
Ontleend aan Frans acétylène [1862], gevormd van acétyl, van Latijn acetum 'zuur, azijn' (zie azijn), met de chemische achtervoegsele -yl(e) (< Grieks hūlē 'brandhout, bos, materiaal, materie, stof') en -ène 'derivaat'.
De naam is bedacht in 1836 door de uitvinder, de Franse chemicus M.P.E. Berthelot, en gevormd op basis van het woord acetyl, bedacht door de Duitse chemicus J. von Liebig, schrijver van het 9-delige Handwörterbuch der Chemie (1837-1864).


  naar boven