1.   animaal bn. 'het dier eigen, dierlijk'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, purisme
Vnnl. animaal 'met leven bezield' [1568; WNT]; nnl. het animale zenuwstelsel [1855; WNT], animaal 'het dier eigen (de actieve levensverrichtingen en functies tegenover de vegetatieve functies van een organisme)' [1932; WNT], 'menselijk gedrag dat aan het dierlijke herinnert' [1950; WNT]. Een nevenvorm is animalisch 'dierlijk' [1824; Weiland].
In de jongere betekenissen via Frans animal 'dierlijk', de oudste vorm gezien de betekenis direct ontleend aan Latijn animālis 'bezield, levend; van het dier', gevormd uit anima 'levensadem, ziel', zie animo.
Dit Vroegnieuwnederlandse begrip is een rechtstreekse ontlening aan Latijn (spiritus) animālis. De term stamt uit de Naturalis Historia (77 na Chr.) van Plinius de Oudere en werd in de vroegmoderne tijd gebruikt om de primaire levenskracht die ten grondslag ligt aan het menselijk voelen en handelen, te beschrijven, tegenover een als meer spiritueel opgevatte levenskracht. Later is het woord opnieuw ontleend aan het Frans. Een betekenisvernauwing in medisch-biologische zin hangt samen met de ontwikkeling van de moderne wetenschap.
Fries: animaal
2.   dagtekenen ww. 'van een datering voorzien'
categorie:
geleed woord, purisme, bedenker bekend
Vnnl. daghstellen, daghteikenen 'dateren' [1663; Meijer]; nnl. dagtekenen [1731-35; WNT]; de latere betekenis 'uit zekere tijd afkomstig zijn' [1864; WNT] kan overgenomen zijn uit het Frans dater met diezelfde betekenis [1772], zie dateren.
Dagtekenen is afgeleid van het oudere dagtekening 'datering' [1642; WNT], een woord dat wrsch. door de purist Hooft is geïntroduceerd ter vermijding van datum; eerder gebruikte hij daghteken (zn.) [1631; WNT vergetel].
Fries: deitekenje
3.   driehoek zn. 'geometrische figuur'
categorie:
geleed woord, leenvertaling, purisme
Mnl. driehoec 'geometrische figuur' [1351; MNW]. Ouder dan het zn. zijn bijvoeglijke vormen als drie hoekede, 'driehoekig, met drie hoeken' [1287; CG II, Nat.Bl.D].
Samenstelling uit drie en hoek, leenvertaling van Latijn triangulum 'driehoek', zie triangel.
De wiskundige en taalpurist Simon Stevin (1548-1620) heeft bijgedragen aan de verspreiding en acceptatie van het woord. Het Duits kent Dreieck [ca. 1600], verder hebben de meeste Europese talen een van Latijn triangulum afgeleide vorm.
Fries: drijehoek


  naar boven