1.   karikatuur zn. 'spotprent, gechargeerde afbeelding'
categorie:
leenwoord
Nnl. carricature 'door overdrijving belachelijk makende voorstelling van een persoon of zaak' in wy teekenen eene sterke carricature van zyne onwaardige behandeling; leggen hem oogmerken te last, die hy niet had [1785; WNT], meestal caricatuur of karikatuur, 'karikaturale tekening', in men heeft eene karikatuur tegen ons gemaakt, verbeeldende een ... [1830; WNT zotternij], 'volkomen vertekend beeld of verkeerde voorstelling' met deze geforceerde nuancen ontstaat ... een caricatuur van het eigen voorbeeld (over een muziekstuk in navolging van Chopin) [1949; WNT exclameeren].
Ontleend, wellicht via Frans caricature 'karikatuur' [1740; Rey] aan Italiaans caricatura 'karikatuur, overdreven afbeelding' [17e eeuw; Rey], eerder al algemener 'overdrijving', afgeleid van caricare 'overdrijven, beladen', uit Latijn carricāre 'laden', een afleiding van carrus 'wagen', zie kar.
Fries: karikatuer


  naar boven