1.   textiel zn. 'geweven stof'
categorie:
leenwoord
Nnl. textiel eerst als bn. 'inzake het weven' in de textiele industrie [1885; WNT vaart I], het zn. textiel 'geweven stof' eerst in samenstellingen zoals de textiel-industrie, de vervaardiging van geweven stoffen [1886; Archief Eemland], textielfabrikant [1914; WNT], dan als simplex textiel 'de textielnijverheid' in belangrijke orders ... zooals dat voor de textiel in Lancashire reeds te bemerken valt [1935; Groene Amsterdammer], 'geweven stof(fen)' in niet genoeg ijzer meer, noch koper, nikkel, textiel [1937; Groene Amsterdammer], het bleken van textiel of papier [1948; WNT], ook wel 'kleding' in zonder textiel [1959; WNT], textiel is mode [1974; WNT].
Ontleend via Frans textile 'weefsel, geweven stof' [1872; TLF] aan Latijn textilis 'weefsel, doek', zelfstandig gebruik van textilis 'geweven', een afleiding van het verl.deelw. van texere 'weven, vlechten; timmeren', zie techniek.
Het bn. textiel 'inzake weefsel' verdwijnt in de loop van de 20e eeuw, behalve in de vaste verbinding textiele kunst, bijv. in textiele kunst ... die voortbrengselen, welke tot stand komen door middel van weven, vlechten of knoopen [1925; WNT].
Fries: tekstyl


  naar boven