1.   hegemonie zn. 'oppermacht, overwicht'
categorie:
geleerde schepping
Nnl. hegemonie 'oppermacht van een machtiger staat over zwakkere bondstaten' [1847; Kramers], dan ook algemener 'overwicht, overheersende positie' [1924; WNT Aanv.].
Internationaal neologisme, gevormd op basis van Grieks hēgemoníā 'opperbevel, heerschappij', afleiding van hēgemṓn 'aanvoerder, stadhouder', afleiding van hēgeĩsthai 'leiden, aanvoeren; de weg zoeken voor iemand', verwant met zoeken (pie. *seh2ǵ-) en zie ook exegeet.
Van hegemonie wordt van oudsher gesproken wanneer een bepaalde politieke eenheid (een staat, deelstaat, stadstaat e.d.) een duidelijke overheersende positie inneemt ten opzichte van een of meerdere andere. Bij uitbreiding kan een hegemonie ook in andere situaties gelden, bijv. van een bedrijf of van een taal, of in de sportverslaggeving van een sportclub of -team.


  naar boven