1.   palet zn. 'schildersplankje'
categorie:
leenwoord
Vnnl. mengt men op geen' pletten 'mengt men op geen paletten' [ca. 1625; WNT plet], palett 'de kleuren van de verfplank' [1627; WNT], palet 'verfplank' [1660-69; WNT].
Ontleend aan Frans palet 'verfplank' [1621; TLF], een van de vele specifieke betekenissen bij algemeen 'plat voorwerp', zoals ook 'schouderblad' [1611; TLF], 'slaghout' [1533; TLF], 'platte ronde doelschijf' [1306; TLF]. Het Franse woord is een verkleinwoord van een dialectische variant pale 'schop' [begin 13e eeuw; Rey] van pele 'id.' [11e eeuw; TLF] (nfra. pelle), ontleend aan Latijn pāla 'spade', wrsch. uit *pag-s-lā, bij de wortel van pangere 'in de grond slaan', zie vak.
In het Middelnederlands en Vroegnieuwnederlands komt hetzelfde Franse leenwoord voor in enkele andere betekenissen, zoals mnl. palette 'beschermplaatje' [1300-25; MNW-R], vnnl. palet 'hakbord' [ca. 1540; MNW], paletten 'slaghouten' [1543; WNT]. Zie ook pallet 'laadbord'.
Fries: palet


  naar boven