1.   geheim bn. 'voor anderen verborgen'
categorie:
geleed woord
Vnnl. ghe-heym 'verborgen, vertrouwd', weliswaar met de toevoeging Ger., Sax. (Duits en Saksisch) [1588; Kil.], sijn' geheymen raed 'zijn persoonlijke, vertrouwelijke raadslieden' [1625; WNT vernoegen I], geheyme saecken veropenbaeren 'geheime zaken openbaarmaken' [1686; WNT verdrag].
Afleiding, met het voorvoegsel ge-, van heem, heim 'huis', dat in het Middelnederlands voorkomt in uitdrukkingen als te heyme 'thuis', heyme bliven 'thuis blijven', heym comen 'thuiskomen' en zie heem 'huis'. Het betekent dus letterlijk tot het huis behoorende en tot de enge kring van het huis of huisgezin beperkt, het tegengestelde van openbaar. De functie en betekenis van het voorvoegsel ge- is hier overigens niet erg duidelijk.
In het Middelnederlands werd in deze betekenis het woord heimelijc gebruikt, zie heimelijk.
geheim zn. 'het geheim zijn; dat wat geheim is'. Vnnl. 't geheym van mijne dromen [1620; WNT slijpen]. Zelfstandig gebruik van het bn. geheim. Eerder wel al geheimenisse 'geheim' [1573; Thes.]. ◆ geheimzinnig bn. 'raadselachtig, vol verborgen betekenis, onbegrijpelijk'. Nnl. geheimzinnig [1812; Weiland], van een geheimzinnig licht omschenen [1840; WNT Aanv. gefrutsel], de visch is het geheimzinnig symbool der eerste christenen [1908; WNT rembrandtiek], enig geheimzinnig gefrunnik met draadjes en instrumentjes [1949; WNT Aanv. electromonteur]. Afgeleid met het achtervoegsel -ig uit het bn. geheim en het zn. zin 'betekenis', zie zin, dus letterlijk 'met een verborgen betekenis'.


  naar boven