1.   geëxalteerd bn. 'in staat van vervoering; overspannen, overdreven'
categorie:
geleed woord, leenwoord
Vnnl. dese gheexalteerde Goddinne 'deze verheven godin' [1582; WNT Aanv.]; nnl. het geëxalteerde 'de vervoering' [1847; WNT Aanv.], geëxalteerd 'verrukt, ontvlamd, overspannen, in hoge gespannenheid van geest' [1847; Kramers exalteren]. In het mnl. komt het bijbehorende werkwoord al voor: (verl.deelw.) gheexaltiert 'in de hoogte gestoken' [1350; MNW exalteren]; vnnl. exalteren 'in de hoogte steken' [1510-30; MNW-P], exalteren 'hoog verheffen' [1540; WNT woeker I].
Verl.deelw. van exalteren 'verheffen' < Frans exalter 'verheffen, ophemelen, vereren' [10e eeuw; Rey] < Latijn exaltāre 'verhogen, opheffen', gevormd uit ex- 'uit', zie ex-, en altus 'hoog', verl.deelw. van alere 'voeden, doen groeien' en verwant met oud. In het Frans krijgt dit werkwoord, vanaf de 18e eeuw, eveneens de betekenissen 'vervoeren, opwinden, overspannen' [1770; TLF], vooral in de afleiding exaltation 'verrukking, vervoering, overspannenheid van geest' [18e eeuw; Rey].


  naar boven