11.   agogie
categorie:
verkorting
Zie: pedagogie
12.   aids zn. 'ziekte van het afweersysteem'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. AIDS [1983; Danner/Coutinho] met al spoedig de overgang van acroniem via eigennaam Aids [1986; Koenen] naar zn. aids [1990; Kramers III]. In samenstellingen aidspatiënt [1992; Dale], aidsvirus [1992; Dale].
Ontleend aan Amerikaans-Engels AIDS [1982; OED], een afkorting/letterwoord voor Acquired Immune Deficiency Syndrome 'verworven immuniteitstekort-syndroom' (tegenwoordig in Amerikaanse teksten gespeld als acquired immuno-deficiency syndrome).
Deze tot dan toe onbekende virusziekte werd voor het eerst in 1981 in Amerika beschreven. In 1982 werd het letterwoord AIDS gelanceerd om de toen gehandhaafde werknaam GRID, eveneens een acroniem (voor Gay Related Immune Deficiency 'immuniteitstekort bij homo's'), te vervangen nadat gebleken was dat de ziekte niet alleen in homoseksuele maar in alle maatschappelijke kringen voorkomt. WL 1995 beschouwt het eerste lid in aids-patiënt, aids-virus etc. nog als afkorting en schrijft daarom een koppelteken. De gezaghebbende woordenboeken schrijven zulke samenstellingen vanaf de jaren 1990 aan elkaar wat erop wijst dat de overgang van afkorting naar volwaardig zn. in het Nederlands toen al was afgesloten.
Literatuur: S. Danner/R. Coutinho (1983) 'Het verworven immunodeficiëntiesyndroom (AIDS)', in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 127, 830-832
13.   albast zn. 'soort wit marmer'
categorie:
leenwoord, verkorting, geoniem
Mnl. alabastre (bn.) 'van albast' [1285; CG-II, Rijmb.], albaster 'albast' [ca. 1350; MNW]; vnnl. albast [1555; Luython], albastart [ca. 1572; WNT], albaster.
Ontleend aan Latijn alabastrum < Grieks alábastron uit ouder alábastos, een woord van wrsch. Egyptische herkomst, wellicht naar de Egyptische stad Alabastron.
Fries: albast(er)
14.   alfa- voorv. 'de eerste' of 'eerste soort'; (NN) 'betrekking hebbend op de niet-exacte vakken'
categorie:
leenwoord, verkorting
Vnnl. alpha (zn.) 'de eerste' in de alpha aller Goden [1560; WNT Supp.]. Als voorvoegsel in alphastralen [1912; Kramers], alphavakken 'niet-exacte vakken' [1948; WNT]), alpha-afdeling 'gymnasiumafdeling die toegang geeft tot academische studies in de letteren, godgeleerdheid en rechten' [1952; Koenen]. Als verkorting opnieuw het zn. alpha 'leerling aan de alfa-afdeling van een gymnasium' [1935; pers.waarn.], [1946; Kramers III].
Oorspr. als zn. ontleend aan Grieks álpha 'de eerste letter van het alfabet'. Deze letternaam is afkomstig uit Fenicisch 'alef 'rund, vee'; de letter had oorspr. de vorm van een ossenkop met horens, die in de Griekse hoofdletter omgedraaid is en in de kleine letter gekanteld, zie ook alfabet.
Als zn. is alfa de naam van de Griekse letter en werd dan overdrachtelijk ook wel gebruikt in de bijbelse aanduiding voor God: de Alpha ende de Omega 'het begin en het einde' [1637; WNT] of in zinspelingen daarop. Als voorvoegsel heeft alfa vooral een indelende functie. Zo staat alfastraling naast bèta- en gammastraling (zie bèta-, gamma-). De bij de Nederlandse Hogeronderwijswet van 1876 ingevoerde indeling van het gymnasium in twee als alpha, resp. beta benoemde afdelingen leidde in Nederland tot het metonymisch gebruik van alpha voor een leerling van die afdeling en tot samenstellingen als alphavakken. Dit gebruik is, weer alleen in Nederland, overgegaan op de indeling van universitaire studies. In die context ontstond opnieuw een simplex alfa ter verkorting van 'student van een alfavak'.
Fries: alfa
15.   all risk bn. 'met de ruimste dekking'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. in all-risk polis [1947; Winkler Prins].
Ontleend aan Engels all-risks (policy) [1911] (zie al en risico), een verouderde term voor huidig Engels comprehensive insurance.
De lastige uitspraak van de medeklinkercluster -sks heeft in het Nederlands wrsch. geleid tot de verkorting all risk. Meestal wordt bij een all-riskpolis aan autoverzekeringen gedacht, maar de term was ook gangbaar in het goederentransport en de zeecascoverzekering. Tegenwoordig is de term in het verzekeringswezen vervangen door cascoverzekering, terwijl 'de auto all risk verzekeren' nog steeds niet verdwenen is uit het gesproken Nederlands. In België gebruikt men de term omnium(verzekering).
Fries: all-risk
16.   almacht
categorie:
verkorting
Zie: almachtig
17.   alpino zn. 'alpenmutsje'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. alpino [1938; WNT], verkort uit alpinomutsje [1939; WNT].
Ontleend aan Italiaans (cappelo) alpino 'alpiene (muts)', dat teruggaat op Latijn alpīnus 'alpien', zie alp. Het voorbeeld vormden wrsch. de Italiaanse Alpini 'Alpenjagers', die zulke hoofddeksels droegen.
Literatuur: Francescato 1966, 483
Fries: alpenmûtse
18.   ambt zn. 'openbare betrekking'
categorie:
verkorting
Mnl. ampt 'betrekking' [1372; Stall.], amt 'id.' [1440-60; MNW-R], ambt 'id.' [1450-1500; MNW-P].
Ontleend aan Middelhoogduits ampt, amb(e)t, ammet, alle ontstaan als verkorting van ambahte < Oudhoogduits ambahti, hetzelfde woord als ambacht. De veronderstelling dat deze gecontraheerde vorm een ontlening en niet een inheems Nederlands product is wordt gesteund door het feit dat alle Middelnederlandse vindplaatsen in het oosten van het Nederlandse taalgebied zijn geschreven.
In het Vroegnieuwnederlands werden het inheemse ambacht en het jongere ambt nog vaak in dezelfde betekenis gebruikt. De scheiding tussen beide woorden in ambacht voor de beroepen waarbij handwerk te pas komt, en ambt voor de hogere functies, voltrekt zich volgens het WNT in de 17e eeuw.
ambtenaar zn. 'persoon in openbare dienst'. Vnnl. amtenaar 'id.' [1626; WNT Supp.]. Ontstaan, door de betekenisscheiding van ambacht en ambt, als nieuwe afleiding met een nevenvorm van -aar van laatstgenoemde.
Fries: amt◆amtner
19.   amerij zn. 'ogenblik'
categorie:
verkorting
Vnnl. amerijtje 'id.' [ca. 1635; WNT Supp.]. Ook nog in de lange vorm, zoals in Wacht 'en Ave-Marijtje, en ik ga meê met u [1892; WNT Supp. avemaria], maar wrsch. veel ouder, aangezien het de diftongering van ī naar ij heeft meegemaakt.
Samentrekking van Avemaria, ontleend aan christelijk Latijn Ave Maria 'wees gegroet, Maria', het begin van een Maria-gebed.
Oorspr. staat amerij dus voor de tijd die nodig is voor het bidden van een 'Ave Maria'. Het inmiddels veroudere woord kwam meestal voor in de verkleiningsvorm.
Literatuur: Heestermans 1999, 40-41
Fries: amerij
20.   ansicht zn. 'prentbriefkaart'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl., eerst nog in de Duitse betekenis: een [brief] met een "Ansicht" van Heidelberg er op [1897; WNT Supp.], daarna in de samenstelling ansichtkaart [1904; WNT Supp.], dan ook verkort tot ansicht, bijv. in ettelijke ansichten [1921; WNT Supp.].
Ansicht is de verkorte vorm van ansichtkaart, dat ontleend is aan Duits Ansichtskarte 'briefkaart met een landschapsplaatje erop' [eind 19e eeuw; Pfeifer], waarin het eerste lid Ansicht 'aanblik, beeld' het Duitse cognaat is van aanzicht.
Fries: aansicht

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven