1.   wade zn. 'lijkkleed'
Onl. wāt 'kleed' in In gesatta uuat min te heron 'en ik heb mijn kleed tot een haren mantel gemaakt', uuat (glosse) 'kledingstuk' [beide 10e eeuw; W.Ps.]; mnl. waet 'kleed, mantel' in .iij. lb. wit waet 'en voor drie pond witte stof' [1282; VMNW], hi hadde ane gecleet, Beide wapine ende ander waden 'hij had zowel een wapenrusting als andere kledingstukken aangetrokken' [1300-50; MNW-R], gaf hem sine waden 'gaf hem zijn kledingstukken' [1350-1400; MNW], in geburliger waet 'in behoorlijke kleding' [1423-73; MNW geboorlijc]; vnnl. waede, waet, ghewaede 'kledingstuk' [1588; Kil.]; nnl. wade 'lijkkleed' in deze doodkleden Waaden genaamt wierden [1713; iWNT], ook nog 'kleed, gewaad' in dat by wyze van een wade, het gebakerde Kind, van 't hoofd tot de voeten, besloeg 'dat als een jurkje het ingebakerde kind van hoofd tot voeten bedekte' [1773; iWNT].
Bij onl. wāt en mnl. waet (verbogen vorm wade(n)) ontstonden een collectief ghewade, zie gewaad, ook voor de verdere etymologie en de samenstelling lijnwaad. De huidige vorm wade is pas in de woordenboeken van Kiliaan voor het eerst geattesteerd en moet als kruising tussen beide vormen waet en ghewade beschouwd worden (Toll.). Pas in de 18e eeuw gaat wade, gesteund door de lexicografische traditie na Kiliaan, in de schrijftaal leven en in de 19e eeuw werd het een geliefd literair woord. Tegenwoordig is het vooral bekend in onderstaande samenstelling.
lijkwade zn. 'kleed dat over een dode of over een doodkist wordt gespreid'. Vnnl. lijkwade 'kleed over een doodkist' in Met een lijkkleed om zijn leên, En een lijkwade om de kluis 'met een doodskleed om zijn lichaam en een kleed over de kist' [1836; WNT], 'kleed over een dode' in die wang, met lijkwade overtogen [1856; iWNT]. Samenstelling van lijk 1 en wade.
Fries: -


  naar boven