1.   verwaarlozen ww. 'onvoldoende zorg of aandacht geven'
Mnl. verwarlosen 'onvoldoende zorg besteden aan' [1477; Teuth]; vnnl. in boeken ... een tyt herwaerts verwaerloest 'boeken, sinds enige tijd niet verzorgd' [1532; iWNT], ook 'onvoldoende aandacht geven' in Den achteloosen vorst verwaerloost dus sen benden 'zo veronachtzaamd de achteloze vorst zijn troepen' [1634; iWNT].
Afleiding met het voorvoegsel ver- (sub e) van mnl. waerloos 'zorgeloos, onachtzaam', gevormd met het achtervoegsel -loos 'zonder' bij mnl. ware 'zorg', zie waarnemen.
Mnd. vorwarlosen; mhd. verwarlōsen (nhd. verwahrlosen); nfri. ferwaarleaz(g)je. Bij het bn.: mnd. warlōs; mhd. warlōs.
Fries: ferwaarleaz(g)je


  naar boven